In Mensenkinderen geeft regisseur Doris Vervuurt een kijkje in het leven van volwassenen. Dat doet ze heel effectief via de blik en de stem van vijf kinderen. In een geknutseld, sprookjesachtig landschap zet ze haar publiek centraal, dat letterlijk en figuurlijk middelpunt wordt van de voorstelling. Diep ontroerend theater levert het op, dat spel tussen kind en volwassenen.

In de hal van buurtcentrum De Reker in Alkmaar hebben veel familieleden van de jonge spelers zich  verzameld. Al is die hal akelig kaal, het zindert wel. Heel zachtjes bewegen we ons naar de langgerekte ruimte met laag plafond, waar van plastic grijze kratjes totems zijn gemaakt in de vorm van een hoog kruis en van roze stof hoge tronen zijn gefabriceerd (scenografie van Sacha Zwiers en Ginger Verhagen). Stokken van bomen leunen tegen de objecten en onderaan de voet van iedere totem staan kleine kabouters opgesteld. 

Terwijl een sobere muziekcompositie (Mees Vervuurt) de ingetogen sfeer bepaalt, nestelen we ons op de grootste troon in het houtje-houtje selfmade sprookjesland. In het midden van de ruimte staat in een ronde vorm een publiekstribune opgesteld met verschillende hoogtes. Toeschouwers  vormen zo het centrale lichaam in de ruimte. Rondom dat lichaam bewegen vijf merkwaardige figuren met nog merkwaardigere maskers van witte pluizige stof. Hun neuzen, elk net iets anders van kleur, zijn lang. De kleding van deze mystieke monstertjes is tijdloos. Als de vijf zich eenmaal hebben gemanifesteerd, bewegen ze geleidelijk dynamischer. De één loopt alsof ze hinkelt, de ander vecht met een onbekende tegenstander. Hier en daar groeperen de wezens zich en wordt een herkenbaar spelletje gespeeld.  

In het tweede deel van Mensenkinderen – dat met minimale middelen is gemaakt en een korte repetitieperiode had – gaan de maskers af. De vijf nestelen zich met een zekere gewichtigheid op één van de tronen. Ook hoog boven ons, in het midden van de publiekstribune, is een zetel. Met hulp van een microfoon spreken de vijf ons toe in een lange reeks teksten die het gemoed van de volwassenen symboliseren en tevens een observatie van de kinderen zijn.  Die reeks (tekst: Luna Joosten) is soms heel grappig in zijn context van kinderen versus volwassenen, zoals: ‘We weten dat je soms nee zegt en ja bedoelt.’ Maar vaker is die tekst vooral treffend en troostrijk: ‘We weten dat je soms opstaat en denkt: waar doe ik het voor?’ Iedere volwassene, ouder of niet, kan zich erin herkennen.

In een volgende interactieve deel van Mensenkinderen mogen we even bijkomen van de wijsheid om ons vervolgens te laten afglijden in het bizarre niemandsland dat de vijf ons schetsen. Leven: dat is geen sinecure. Met de stem kinderen laat Doris Vervuurt de gedachten van volwassen spreken, zo effectief. Waar nam bewustwording het over van kinderlijke onbevangenheid? Op welk moment verloren we het kind in ons? Mensenkinderen is een voorstelling met eindeloze diepgang met een concept dat refereert aan de voorstellingen van het Vlaamse huis Campo. Ook hier houden kinderen ons een spiegel voor.

Foto: Keith Montgomery