Met Melk & dadels borduurt Daria Bukvić, in samenwerking met productiebedrijf Rose Stories, schrijver Tofik Dibi en een uitmuntende cast, voort op de succesformule van Nobody home. Het levert een nog scherpere voorstelling op die door de zorgvuldige opbouw de vinger op de zere plek weet te leggen.

De sfeer ziet er bij Melk & dadels meteen goed in. Nadat we in de foyer van de Koninklijke Schouwburg al getrakteerd zijn op Marokkaanse zang, percussie en dans blijkt de feestelijkheid in de zaal gewoon te worden doorgetrokken. Kyra Bououargane, Soumaya Ahouaoui, Fadua El Akchaoui en Khadija El Kharraz Alami verwelkomen ons dansend en houden de hoge energie de eerste scènes vast.

Net als in  Bukvić’ Nobody home biedt de lichte insteek ruimte om het over onverkwikkelijke sociaal-maatschappelijke zaken te hebben. Waar in de eerdere voorstelling de ervaring van enkele eerste-generatiemigranten (allen vluchtelingen) centraal stond, spelen in Melk & dadels vier Nederlands-Marokkaanse vrouwen de hoofdrol die in Nederland zijn geboren en getogen. De problemen waar zij tegenaan lopen zijn nauwelijks anders: op satirische doch persoonlijke toon komen de micro-agressies, de uitsluiting en het gevoel altijd als ‘de ander’ te worden behandeld in de voorstelling aan de orde.

Melk & dadels richt haar pijlen echter net zo goed op de positie van de vrouw in de Marokkaanse gemeenschap. Met name de patriarchale gedragsdwang die de vrouwen ondervinden komt aan de orde: in terugkerende scènes komt de ‘Supermarokkaan’ (inclusief cape) de actrices aanspreken op hun haram gedrag (zoals het eten van niet-halal vlees, of überhaupt op het podium staan). In een vlijmscherpe scène wordt bovendien de giftige kracht van het woord hoer uitgelegd, en hoe het steevast wordt gebruikt om Marokkaanse vrouwen te vernederen en aan de sociale mores te onderwerpen. (Waarna de makers in één moeite door met een hilarische DWDD-parodie de andere kant op de hak nemen: namelijk hoe Marokkaanse vrouwen door de witte media worden gereduceerd tot willoze slachtoffers van patriarchale onderdrukking die door ‘ons’ gered moeten worden).

Wat vooral opvalt, is de knappe toonbeheersing. Bukvić en haar cast schakelen moeiteloos tussen kolder en ernst, en weten gedurende de voorstelling steeds meer de duimschroeven aan te draaien. Vanwege de kwetsbare, persoonlijke insteek raken de spelers in al hun kritiek nooit het contact met het publiek kwijt. Dat biedt ruimte om ook zeer gevoelige onderwerpen aan te snijden: in de spannendste scène vliegen de Arabische Ahouaoui en de Berberse El Akchaoui elkaar in de haren over hun afkomst, waarmee ze indringend laten zien hoe culturele conflicten in het land van herkomst ook in Nederland een rol blijven spelen.

Het loont om Melk & dadels met een grotendeels Marokkaans publiek te zien. Veel van de grappen waar andere toeschouwers smakelijk om moesten lachen gingen aan mij voorbij, en bijna nog meer dan wat er in de voorstelling gebeurt levert dat het gevoel op van de rijkdom van het opgroeien tussen, of middenin, twee culturen. Zoals Bououargane het zegt: ze is Nederlander én ze is Marokkaan (én vrouw, niet te vergeten!), en de verbindende kracht die het omarmen van een meervoudige identiteit kan hebben spreekt uit iedere seconde van Melk & dadels – zonder dat de makers ook maar een moment de schaduwzijden ervan uit de weg gaan.

Foto: Kurt Van der Elst