De titel van het theaterstuk suggereert een ingekorte Macbeth. En deze versie is inderdaad ook een inkrimping van personages en teksten, maar een bewerking tot een essentieel minimum à la Jan Decorte is deze Macbeth van Guy Cassiers en zijn Toneelhuis zeker niet. Het is een Shakespeare op de typische manier van Cassiers, met veel indringende beeldprojecties die nu nog versterkt worden door de muziek van Dominique Pauwels, en met behoud van de zwierige taal van Hugo Claus.

Een spervuur van letters op de achterwand. Grote en kleine letters, woorden, de zinnen van de voorspelling, met veel uitroeptekens. Ze worden onder scherpe en knetterende klanken geschoten op de wand, en rollen er even plots en onder luid geraas van af. Wat later staan ze daar, Macbeth en Banquo, geheel in het wit gekleed, de onschuld zelve. Ze laten de profetie over zich welgevallen en keren opgewekt naar huis, waar ze door de koning hartelijk worden ontvangen. Het eerste deel van de voorspelling lijkt al uit te komen. Lady Macbeth, ook geheel in het wit en met een heel lange sluier achter haar aan, leest de brief die haar man geschreven heeft over zijn ontmoeting met de toverkollen, en verheugt zich op de voorspelde toekomstige macht. Het verhaal en de afloop zijn bekend.

In deze Macbeth gaat het om de verwoestende kracht van ambitie op een individu, hoe dat streben iemand vleugels kan geven, lam kan leggen, kapot kan maken. Ambitie als sluimerend dodelijk gif. In deze Macbeth geen bloederige rituelen, geen krijsende machtswellustige Lady, maar een man en een vrouw die al te graag in het lot geloven, zich door dat lot laten leiden, zich wellustig wentelen in hun predestinatie. Een fatum dat hen steeds meer in zijn macht krijgt.

De witte kleding verandert na elke moord en gewelddaad, na elke stap naar meer vervulling van de voorspelling, in steeds meer zwart. Zo schuift ook de achterwand steeds meer naar voren, en duwt de planken van de vloer los en omhoog. De projecties op die wand laten in het begin nog kieren open, die rood kleuren als de koning wordt vermoord. Voor de rest zijn er geen kleuren. De beelden gaan van grijs-wit over in een steeds meer flikkerend caleidoscopisch horror vacui van zwart-witte glittertjes en minifiguurtjes. Indrukwekkend is de waanzinscène van Lady Macbeth (schitterend gespeeld door Katelijne Damen) tegen een projectie van snel wisselende expressionistisch getinte stille-filmbeelden in zwart-wit.

Zwart en wit zijn de hoofdkleuren van de kostuums van alle vijf optredende personages (Macbeth, Lady Macbeth, Duncan, Banquo en MacDuff). Hoe machtiger, hoe meer zwart, en omgekeerd. De kostuums zijn van Tim Van Steenbergen, een van de huidige Belgische modekoningen. De witte jurk van Lady Macbeth is versierd met zwarte rozenslierten, Macbeth draagt een zwart-wit-kostuum. Wat later zijn ze alle twee in het zwart gehuld, zoals ook de drie heksen, de toverkollen, de drie zangeressen (van VocaalLab) in het zwart zijn, met een zwarte voile voor hun gezicht.

In het begin staan ze nog in de coulissen, steeds meer verschijnen ze op het toneel, steeds meer zijn ze aanwezig en zingen hun mantra: goed is kwaad en kwaad is goed. De live gebrachte muziek door Spectra onderstreept de onderhuidse spanning, overdondert bijwijlen, verklankt de innerlijke twijfels, angsten, de innerlijke opgefokte strijdlust en triomfen van korte duur. Om dan naar het einde met paukenslagen en boem de ondergang van Macbeth te illustreren. Ook nu schieten letters op het scherm, maar ze worden verwrongen, in elkaar gekneed, vallen donderend neer. In die beelden en die klanken overtuigt Macbeth (Tom Dewispelaere) met zijn lange monoloog. Barokke woorden, beelden, klanken gaan hier samen en drukken de verinnerlijking uit van wat een diabolische ambitie kan aanrichten.

Door de esthetische aanpak van Guy Cassiers word je niet ondergedompeld in die psychische verwoestingen, maar blijf je op afstand kijken. Je krijgt geen kippenvel, maar je blijft gebiologeerd achter, in een doffe stilte van louter medeklinkers.

Foto: Kurt Van der Elst