Ver reiken maar het dichtbije niet zien. Die soort geestelijke verziendheid is een veel voorkomende ziekte bij de progressieve ‘goedmens’. Willem de Wolf schreef er een geweldige toneeltekst over.

Hyde Park is voor de Engelsen wat het Malieveld is voor ons. Op 25 augustus 1889 demonstreren honderdduizend Engelse arbeiders daar voor de achturige werkdag. De twee dochters van de Grote Roerganger van de internationale arbeidersbeweging Karl Marx zijn erbij. Laura, de oudste, staat tussen het publiek. Eleonora, die Tussy wordt genoemd, staat op het podium. Ze gaat een speech houden. Maar hoe spreek je in 1889 een menigte toe van honderdduizend mensen? Hoe hou je je zenuwen in bedwang? Wát zeg je?

De voorstelling The Marx sisters, een coproductie van de KOE en toneelspelersgezelschap STAN, begint met zeer geaarde vragen. Tussy Aveling geboren Marx denkt: ‘Het moet niet te ingewikkeld worden’. Bij haar vader, die net een jaar of zes onder een reusachtige zerk rust op een Londens kerkhof, was alles altijd enorm ingewikkeld. Hij sloeg dicht bij een arbeider in de buurt, durfde hen niet eens een hand te geven. Marx’ dochters hebben ook nog eens een hoog oplopende ruzie. Over brieven van hun ouders. Waaruit de minder nette kanten van de oude Marx (antisemitisme) zouden blijken. Publiceren of niet? Nog zo’n geaarde vraag.

Toneelspeler en schrijver Willem de Wolf stelt scherpe vragen die voor progressief doorgaande mensen met regressieve kantjes vaak een ware kwelling zijn. Hij stelt ze graag. Hij lijkt bezig met een lange mars door het berglandschap van die enge vragen. Zijn geweldige solo Krenz van een paar jaar terug, over de laatste nep-usurpator van de DDR, ging er ook al over. Ook boven dit stuk lijkt het beroemde motto te hangen van de Russische schrijver Ilja Ehrenburg: ‘Als het communisme heeft gewonnen en alle economische problemen zijn opgelost, begint de tragedie van de mens: de tragedie van zijn sterfelijkheid.’

Om deze harde kern van The Marx sisters heen bouwen de schrijver en de twee toneelspeelsters (Sara de Roo en Natali Broods) een tweede ring, die alles te maken heeft met het creëren van zo’n vertelling. Je bent daarin, zo lijken ze te zeggen, permanent aan het struikelen over je eigen, aan fanatisme grenzende gedrevenheid om des Pudels Kern te vinden. Het gestruikel en gestamel, het ín de situatie van de optredende figuren kruipen en er regelmatig ook weer uit stappen, om er naast te gaan staan en te roepen: zie je wel, kijk, nu doet ze het wéér, dat is deel van het spel. Zelfs de dienstdoende technicus Bram de Vreese doet eraan mee door het plan van de lichtstanden ter plekke te ‘schrijven’ door ogenschijnlijk nonchalant stekkers in rondzwevende stopcontacten te proppen.

The Marx sisters gaat, in de stof, in de vertelling en in de vorm uiteindelijk over ‘een vermoeden van vrijheid’. In een van de epilogen benoemt Willem de Wolf dat vanuit het schrijversperspectief en vanuit het makersstandpunt als volgt: ‘Het gevoel iets te kunnen. Dat het nog alles kan worden. Dat gevoel is er uiteindelijk altijd maar heel kort. Je kunt je maar heel even echt vrij en creatief en machtig voelen.’

Zo ademt deze voorstelling tegen het einde magistraal en hersenknersend in en uit. Ik had het begin van een vermoeden dat ik er zowel intelligenter als radelozer uit kwam dan ik er in ging. En voor de volledigheid: dat is hier nadrukkelijk bedoeld als een heel groot compliment.

Foto: Sanne Peper

[sterren toegekend door de redactie]