In de superheldenmusical Marvellous delven de strakke montage en de indrukwekkende special effects het onderspit tegenover een vlakke spelregie, zwakke zang en een oppervlakkig script vol flauwiteiten.

Het is een spannend idee dat volgens het persmateriaal van Bos Theaterproducties nog nooit eerder is uitgevoerd: een superheldenmusical (of, zoals ze het zelf noemen, een superhelden saga musical happening). Dat kan natuurlijk alle kanten opgaan: wordt het een interessante en geestige deconstructie van het meest populaire filmgenre van het moment, of wordt het een opportunistisch doch vermakelijk grootste-gemene-deler-product?

De voorstelling is in ieder geval vanaf het begin zeer duidelijk over haar inspiratiebronnen. Net als in het invloedrijke Watchmen en (vooral) de moderne Disney-klassieker The Incredibles gaat het over een groep superhelden die op non-actief zijn gesteld, en nu worstelen met hun dagelijkse burgerbestaan. Voormalig aanvoerder van het team Justitia (Keja Kwestro) raakt zo gefrustreerd dat ze met de hulp van onderdanige comic-booknerd Giel (Daniel Cornelissen) een nieuwe supervillain bedenkt, zodat zij en de rest van ‘De Liga’ weer in actie kunnen komen.

Schrijvers Lucas de Waard en Daan Windhorst doen een aantal interessante inhoudelijke aanzetten die echter steeds onvoldoende worden ingelost. De auteurs lijken het voldoende te vinden om thema’s die in het bronmateriaal op intelligente wijze worden uitgediept eventjes aan te stippen om daarna meteen weer verder te gaan met de volgende verwijzing of woordgrap. Centrale vragen over de beroemdheidsverslaving van superhelden, de giftige relatie tussen fan en held en de dubieuze, binaire opdeling tussen goed en kwaad in (oudere) superheldenverhalen werden in strip na strip en film na film al uitgebreid behandeld, en Marvellous weet vanwege de oppervlakkige, rusteloze aanpak niets aan het gesprek toe te voegen.

Zelfs de meer originele en eigentijdse vondsten, zoals een confrontatie met een superschurk die symbool staat voor de polarisatie van de hedendaagse maatschappelijke discussie, en een superheld die het cliché van de mannelijke dommekracht op zijn kop zet, worden onvoldoende uitgewerkt. Er had meer in de ware identiteit van Testostero (Tarikh Janssen) gezeten dan het flauwe kinderliedje waarmee de makers de kwestie nu afdoen. En hoewel de ‘epische dialoog’ aan het eind van het stuk een intelligente kritiek is op de rol van geweld in superheldenverhalen en de noodzaak tot systemische verandering om onrecht te bestrijden, doet de slotscène die nuance weer teniet met een incongruent pleidooi voor blind optimisme in de toekomst.

Het vermoeden rijst op enkele punten in de voorstelling dat De Waard en Windhorst hun tekst een stuk satirischer en cynischer bedoeld hebben dan wat regisseur Peter van de Witte ervan gemaakt heeft. De manier waarop nerd Giel uiteindelijk de held wordt lijkt uit te nodigen tot een parodie op de machtsfantasieën van gefrustreerde jonge mannen, maar De Witte laat Cornelissen altijd volledig sympathiek blijven. Het meest vervreemdend is het feit dat Giel Justitia continu objectificeert, maar zijn idool desondanks verliefd op hem wordt. De plotselinge ommezwaai van Justitia is bijna alleen maar satirisch te lezen, om de spot te drijven met deze duidelijke mannenfantasie, maar de regie geeft geen enkele aanleiding tot een dergelijke interpretatie.

Er is echter niet alleen inhoudelijk veel op Marvellous aan te merken. De meeste personages komen nauwelijks uit de verf vanwege de vlakke spelregie (daarbij niet geholpen door de eendimensionale karakterisering van de schrijvers). Alleen Kwestro, Cornelissen, Rogier in ’t Hout en bijrolspeler Denzel Goudmijn vinden de juiste komische timing en toon om het materiaal leven in te blazen: de rest van de cast weet hun personages niet van enige persoonlijkheid te voorzien. Tot overmaat van ramp is Kwestro de enige begenadigde zanger in het team – haar solo aan het begin van het stuk is het hoogtepunt van de voorstelling, omdat ze genoeg stemtechniek beheerst om de emotie van haar song over te brengen. Hoewel hij veel goed maakt met zijn geestige spel is Cornelissen als zanger uitermate zwak, waardoor de vier songs die hij voor zijn rekening neemt zonder uitzondering in het water vallen. Het gaat mijn verstand te boven waarom je het als producent van een musical (of sorry, een ‘saga musical happening’) niet belangrijk vindt om mensen te casten die kunnen zingen.

De kracht van Marvellous zit vooral in de montage en de techniek. De opzet van het project was om het spektakel van superheldenfilms naar het theater te halen, en daarin zijn de makers grotendeels geslaagd: zeker de spannende vechtscènes vinden intelligente oplossingen voor de beperkingen van het theater. Als de voorstelling in het melodrama gaat hangen dat vast onderdeel is van het superheldengenre, zoals wanneer een van de personages zich opoffert voor de groep, voel je even de vervoering van de beste voorbeelden in het genre.

Sommige effecten zijn dan echter weer zo slecht uitgevoerd dat ze symbool staan voor de gimmick-focus van de hele productie. Met name de volstrekt overbodige regenscènes, die er bovendien uitzien alsof simpelweg de sprinklerinstallatie is aangesprongen, riepen bij deze kijker de vraag op of de makers hun artistieke prioriteiten wel helemaal op orde hadden.

Zo wordt Marvellous eerder een Suicide Squad dan een Black Panther: een rommelige productie waarin spektakel voorrang heeft gekregen op gelaagd spel, een consequent plot en een inhoudelijke bestaansreden.

Foto: Raymond van Olphen