‘Steeds was zij een veilige middelaarster tussen mensen en God’: deze zang uit de Mariavespers (1610) van de Italiaanse componist Claudio Monteverdi vormt de sleutel tot de enscenering die regisseur Pierre Audi van dit religieuze loflied op de maagd Maria maakt. Het Holland Festival en De Nationale Opera brengen in de Gashouder op het Westergasfabriekterrein een poëtische, subtiel gedramatiseerde uitvoering van Monteverdi’s Vespro della Beate Vergine. 

Het Holland Festival viert dit jaar zijn zeventigste jubileum. De première gisteravond was in aanwezigheid van koningin Máxima. Directeur Ruth Mackenzie vertrekt volgend jaar, en dat is een verlies. Zij kiest zowel voor de tijdloze schoonheid van deze Mariavespers als voor sterk politiek geladen theater. En als extra staat het gehele archief van het Holland Festival vanaf nu op de festivalsite.

In het hart van de cirkelvormige ruimte ligt de installatie Cripplewood (Kreupelhout) van de Belgische kunstenares Berlinde De Bruyckere die voor het eerst te zien was tijdens de Biënnale van Venetië in 2013. Het verbeeldt een reusachtige omgevallen boom, waarvan de gebroken stam en de takken rusten op zandzakken. Het is een monument van de vergankelijkheid maar ook een symbool van onverwoestbare kracht. De curator van het Belgische paviljoen destijds was schrijver en Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee; hij benoemde dit kunstwerk als een ‘exploratie van leven en dood – dood in leven, leven in dood, leven voor de dood, dood voor de dood – op de meest intieme en onthutsende manier. De sculptuur brengt licht, maar dit licht is even donker als onpeilbaar diep.’

De getormenteerde, grillige boom (het is een iep) staat ogenschijnlijk in contrast tot de serene hymne van de Mariavespers. Audi maakt geen opera van het muziekstuk, hij noemt het een mise-en-écoute, een verbeelding van het luisteren. Er schuilen sublieme details in de uitvoering. Zo zijn het koor en barokensemble van Pygmalion opgesteld tussen twee stalen pilaren, die lijken op Griekse zuilen. De zangers van het koor bewegen zich in minimale enscenering door de enorme ruimte met zijn gedragen akoestiek: nu eens staan de zangers op een verhoging links en rechts, dan weer achter het publiek. Alles is in uiterste soberheid geënsceneerd: de kostumering is tijdloos met blauwgrijze, lange gewaden en er is geen sprake van enige gestiek. Wat vooral boeit en opvalt, is de ruimtelijkheid van de vespers. Het is alsof de toeschouwers zich in een kathedraal bevinden waarin de zangstemmen vanuit het hemelse gewelf lijken te komen. Die soberheid is een kenmerk van al Audi’s ensceneringen en verraadt de hand van zijn inspirator, de Britse regisseur Peter Brook. Dit is muziek waarin theatrale architectuur, rauwe industriële entourage en religiositeit in harmonie zijn.

De soberheid van de regie staat in contrast tot de dramatische kracht die dirigent Raphaël Pichon aan koor en orkest geeft. De musici op historische instrumenten laten duidelijk klinken dat de Mariavespers op de grens staan van renaissance naar barok, van cerebraal ingetogen naar uitbundig en dynamisch. Het koor beweegt zich in slingers door de ruimte, nu eens als achtergrond, dan weer op de trappen. In oorspronkelijke vorm bestaat de Mariavespers uit een verzameling muziekstukken voor zangers en instrumentalisten met psalmen, gebeden als het Onze Vader, Ave Maria, bijbelteksten en fragmenten uit het Hooglied. Door de situering in de ruimte geeft Audi een dramatische versie aan de vespers.

Aanvankelijk lijkt het kunstwerk geïsoleerd in de enorme arena te liggen, maar gaandeweg komen de zangers en koorleden dichterbij en staan ze als met verwondering en deernis naar de geknotte sculptuur te kijken. Het is aan de toeschouwer hieraan invulling te geven: verbeeldt die boom de teloorgang van de religie in de hedendaagse tijd? Zijn de vespers eerder een lamento voor de doden dan een bejubeling van Maria? Een ander beeldende kunstelement zijn de subtiele videoprojecties van Mirjam Devriendt tegen de zijwanden en het vijftien meter hoge plafond: het zijn kale boomtakken, luchten in verschillende kleuren. Ze dragen bij aan de ingehouden ontroering en muziektheatrale belijdenis die deze vespers zijn.

De tekst is als een lang gedicht, daarom is het jammer dat de boventiteling ontbreekt. Maar anderzijds zou dat de aandacht voor muziek en handeling ook weer in de weg staan. Audi heeft de zangsolo’s behandeld als aria’s: de sopranen, bassen en tenoren maken zich los van het koor en belijden op individuele manier hun verheerlijking van Maria. Voegen ze zich samen met het koor dan is hun geestelijke belijdenis als een intense samenzang. Met deze Mariavespers hebben De Nationale Opera en Audi bijna een nieuw genre gemaakt, waarin theater, mystiek, religieuze zang, barokmuziek en beeldende kunst samenkomen.