In Majakovski / Oktober gebruikt De Warme Winkel de dood van de Russische dichter, futurist en revolutionair Vladimir Majakovski als startpunt voor een satirische performance over postume toe-eigening. Op pijnlijke wijze laat het collectief zien hoe makkelijk een overleden beroemdheid en diens ideologie voor het karretje van opportunisten wordt gespannen.

Eenzaam zit hij aan tafel, de beroemde dichter die op het punt staat zelfmoord te plegen. Na een overdonderend audio-visueel begin dat Majakovski’s sturm und drang symboliseert, en waarin muzikant Rik Elstgeest en scenograaf Julian Maiwald elkaar tot grote hoogte stuwen, valt het stil en gaat Majakovski gestrekt. Hij (Dik Boutkan) leest alleen nog even zijn afscheidsbrief voor, daarna dalen de aasgieren op hem neer.

Het grootste deel van Majakovski / Oktober wordt in beslag genomen door het groteske schouwspel van een culturele en politieke elite die na de dood van de revolutionair tegen elkaar opbieden met hun liefde voor hem. Een stoet herinneringen en half onthouden citaten van de dichter passeert de revue; de half ontklede meute (de geweldige, obsceen-decadente kostuums zijn van Bernadette Corstens) dweept met hun verbondenheid met de overledene. Plots staat iedereen aan zijn kant, terwijl het personage van Vincent Rietveld nog memoreert wat zijn eerste reactie op Majakovski’s polariserende optreden was: ‘als dit het gezicht van de vernieuwing is, laat het dan maar bij het oude’.

De ontheiliging komt tot een macaber dieptepunt in een scène waarin het lichaam op de tonen van een schlager als marionet door de ruimte wordt bewogen. Het recht op zelfbeschikking eindigt bij de dood, daarna kan iedereen met jou en je levenswerk doen wat hij wil. De vorm waarin De Warme Winkel deze gedachte giet, doet sterk denken aan de snoeiharde monoloog van Ward Weemhoff in Achterkant over de uitvaart van Jeroen Willems: de performance van rouw als een show van pure ijdelheid en opportunisme in plaats van een authentieke uiting van liefde.

Gelukkig blijft het niet eenzijdig bij cynisme; dat zou een heikel onderwerp als ‘hoe gaan we met onze voorgangers om’ niet hebben verdiend. Opvallend is wel dat het collectief twee jonge gastactrices de meer hoopgevende woorden heeft gegund terwijl de oudere spelers zelf hopeloos in schijnheiligheid verstrikt blijven. In twee prachtige monologen spreken Lois Brochez en Sara Lâm respectievelijk over het verlangen naar revolutionaire overgave (eindigend in een ontroerende, bevlogen Russische speech) en over de noodzaak om de historische voorbeelden kritisch tegen het licht te houden. De combinatie, en vooral de manier waarop de actrices zusterlijk het toneel verlaten, geeft een voorzichtig antwoord op de vragen die het stuk opwerpt: is er nog revolutie mogelijk als die zo snel door het machtssysteem wordt ingekapseld, als de liefde voor de revolutionair pas echt opbloeit nadat hij veilig in zijn graf ligt?

Desalniettemin benadrukt het slot vooral het gevaar van ideologisch misbruik. Het lijk staat weer op, nieuw leven ingeblazen door de manier waarop de gehate Stalin hem postuum tot ‘dichter van de revolutie’ heeft gedoopt. Als een zombie verkondigt de dichter de doctrine van het Stalinisme. Zoals de op de PvdA gerichte advertentiecampagne van de voorstelling al aangeeft: iedere ideologie kan tot zijn tegendeel worden omgevormd als je even niet op zit te letten.

Foto: Sofie Knijff