Het begint met het gerinkel van een geitenbelletje dat na een tijdje wordt beantwoord door een zachter geluid, nog ver weg en dan een van de andere kant, hoger en net wat dichterbij, tot er een kakafonie van door elkaar klinkende belletjes klinkt, als een opgewekte ontmoeting, ver weg ergens in de bergen.

Arcadische geluiden zijn het aanvankelijk, maar al gauw sluipen er andere geluiden doorheen, een dreigende ondertoon, donkere ritmes, een dreunende bas. Op het toneel een aantal vrouwen in kleurige gewaden.

Mailles (‘Weefsel’), dat in oktober 2020 bij Charleroi Danse in première ging, is een multidisciplinaire voorstelling. Choreograaf Dorothée Munyaneza, zelf afkomstig uit Kigali (Rwanda), verzamelde een groep van verschillende kunstenaars: dansers, zangers en spoken word-artiesten. Zes sterke vrouwen die zich hebben ontworsteld aan onderdrukking, die stuk voor stuk Afrikaanse roots hebben en allemaal ver daarvandaan zijn opgegroeid.

Ze zijn Afro-Amerikaans of Haïtiaans, Deens van Somalische oorsprong of Braziliaans, maar opgegroeid in Frankrijk, Engeland, Spanje of Nederland. Ze weten hoe het voelt om heimwee te hebben naar een plek die ze nooit gekend hebben. Ze delen een gevoel van verweesdheid, van niet weten waar ze thuishoren, van niet weten wie ze zijn. ‘Ik raakte vast in leem, ik kan mijn naam niet onthouden’, zegt een van hen.

‘Hoe schiet ik wortel op het water?’, vraagt een ander zich af.  Ze is opgegroeid in vijf ver uit elkaar liggende landen, elk land bevat een deel van haar. Ze is als een mangrove, een boom die deels wortelt in het water. Mangroves zijn overlevers, ze kunnen zich aanpassen, ook zonder vaste grond onder de voeten. Wij zijn een mangrove-familie, besluit ze.

In een solo danst Yinka Esi Graves, die is opgeleid als flamencodanseres maar het Spaanse temperament vermengt met dat van haar voorouders uit Ghana en Jamaica. Je voelt de invloed van Afrikaanse, Arabische en Zuid-Amerikaanse dansstijlen; in haar eentje verbindt ze al die continenten in een expressieve dans. Ze lijkt soms te zweven en stampt dan weer razendsnel en ritmisch op de grond met haar vierkante hakken, een adembenemende mix van sensueel wezen en mysterieuze feeërieke verschijning.

Onverwacht hoor je aan het eind in een krachtig duet met dichter en visueel kunstenaar Asmaa Jama opeens Nederlands klinken. Het is Elsa Mulder, geboren in Ethiopië en geadopteerd op haar vijfde door Nederlandse ouders, die toen ze volwassen werd is teruggegaan naar Ethiopië. Daar verdiepte ze zich in de ‘eskesta’ een specifieke dans met het accent op het bovenlichaam, een sensuele schouderdans.

De voorstelling is een amalgaam van stijlen, sferen en culturen, zowel in beweging als in taal als in de muzikale soundtrack. Er worden heel persoonlijke verhalen verteld, bijvoorbeeld over een vader van wie nooit werd gehouden. Verhalen van onderdrukking en seksueel geweld zijn er weinig, maar in alles is voelbaar dat deze vrouwen veel hebben meegemaakt. Essentieel is het gevoel van buitenstaander zijn, van diaspora, van eenzaamheid, van dat eeuwige verlangen naar een thuis. Dat klinkt door in prachtige klaagzang en mooie gevoelige, soms meerstemmige liederen. Maar ook en vooral wordt het leven gevierd met uitbundige zang en swingende lijven.

Het is een ceremoniële voorstelling waarvan het weefsel bestaat uit losse draden. Van heel intiem en persoonlijk naar samenzang, van bewegingsstijlen die ver uit elkaar liggen tot dicht bij elkaar komen, van politiek geëngageerd tot heel erg naar binnen gekeerd, van uitbundig naar stil. Intimiteit als kracht, liefde als wapen.

Een verbindende factor wordt gevormd door de scenografie van beeldend kunstenaar Stéphanie Coudert: diverse gewaden die in de lucht lijken te zweven, een mengelmoes van kostuums die variëren van plechtstatig tot frivool in vooral blauw en oranje, kleuren die de lucht en de aarde symboliseren. Zo ontstaat op het podium een knooppunt waar de verhalen bij elkaar komen.

Foto: Leslie Artamonow