Het verhaal van Puccini’s Madama Butterly (1904) zal de kenners niet onbekend zijn: een Japans meisje trouwt een Amerikaanse officier. De Amerikaan begeert haar, maar maakt zich ook snel uit de voeten. Het meisje blijft achter en blijft van hem houden. (meer…)
In drie bedrijven voert Theater Oostpool ons langs de broeiende opstand tegen Cixi, de laatste keizerin van China, een deconstructie van Madama Butterfly en een discussie over het slechten van vigerende beelden van Aziatische vrouwen als gewillige kindvrouwtjes. Decors en muziekontwerp zijn prachtig, de uitvoering is uitmuntend, maar de samenhang tussen de delen blijft wat ongewis.
Madame Butterfly opent met een leeg toneel, waarop een vrouw in kimono een immense papierversnipperaar voert met libretti van Puccini, die in stukjes over het podium worden uitgespuugd. Ze vertelt dat Puccini nooit in Japan is geweest, maar zijn opera Madama Butterfly baseerde op een westerse fantasie. Hierin is ‘Het Oosten’ één amorf geheel, zonder verschillen in talen en culturen. Zelf is ze niet Japans maar Chinees, ‘dus wij beginnen vanavond ergens anders’. Achter haar verschijnt een erhu-speler.
Plots dooft het licht en gaat het doek op voor een Chinees dorpstafereel van metershoge huizen. Dan volgt een lesje koloniale geschiedenis over de onderwerping van China. Deze wordt in surround sound uitgesproken door een mannenstem, tegen een soundscape van explosies en dreigend aanzwellende muziek. De achtereenvolgende kolonisators beroofden het volk van hun geld en kostbaarheden en keizerin Cixi kampt anno 1904, het jaar waarin Puccini zijn opera componeerde, met steeds meer opstandelingen. De revolutie is aanstaande.
Het eerste deel zoomt in op het harde leven van de dorpelingen. Zij kampen met droogte en de almaar toenemende belastingen die keizerin Cixi hen oplegt om weerstand te bieden aan de aanvallen van buitenlanders. Het meisje Qi mijmert ’s nachts op het dak over het leven en vraagt zich af of mensen in verre landen dezelfde gedachtes koesteren. Haar vriendin Huīyàn wil het heft in eigen handen nemen, de gangbare orde verstoren en het dorp verlaten. Zij droomt ervan rebel te worden en vraagt Qi haar te volgen.
Qi merkt dat iedereen bang is om zich uit te spreken. Het leven blijft zijn gang gaan. Haar Kantonees sprekende grootmoeder voorspelt dat de laatste keizerlijke dynastie zal vallen, maar wordt niet gehoord. Haar Vietnamese moeder zegt dat vrijheid enkel in je hoofd kan bestaan. In haar geboorteland heeft elke bevochten onafhankelijkheid immers telkens tot nieuwe meesters geleid. Qi besluit haar vriendin niet te volgen, maar de toekomst in al zijn ongewisheid te omarmen.
Abrupte gong- en trommelslagen kondigen de snelle scènewisselingen aan, waarbij aan- of uitfloepende belichting telkens een ander deel van het decor onthult. Zo wordt de mijmering van Qi ruw onderbroken door dorpsclown Chou, die opkomt met een dansende draak onder de klanken van Chinese volksmuziek. Het decor is als bij toverslag veranderd in een westerse schouwburg. Tot hilariteit van het publiek zegt Chou dat we wel teleurgesteld zullen zijn. We kwamen voor Madama Butterfly, maar waar zijn de kimono’s, de kersenbloesems, dat mooie liedje?
Het verhaal van Madama Butterfly is al zoveel malen verteld dat het bijna de waarheid is geworden, voegt hij toe. Maar het gaat nú komen: ‘Madama Butterfly!’ Een luide knal en daar staat ze, met een viool in haar handen waarop ze westerse klassieke muziek speelt. Bijna een uur lang houdt Cystine Carreon ons hierna aan onze stoelen gekluisterd met een meeslepende deconstructie van het origineel van Puccini.
Ze vertelt over haar ontmoeting en huwelijk met de Amerikaanse zeeluitenant B.F. Pinkerton, schakelend tussen heden en verleden en tussen teksten uit het oorspronkelijke libretto en haar commentaar van nu. Met ironische stembuigingen en dito mimiek krijgt ze de lachers op haar hand bij de onderdanige woorden die de originele librettisten haar in de mond legden. Tegelijkertijd weet ze diep te ontroeren in (flarden uit) aria’s als ‘Vogliatemi bene’ en ‘Un bel di vedremo’, die ze, slechts begeleid door muziek van band, met ongelooflijke intensiteit en zuiverheid over het voetlicht brengt.
Het beschamende gesprek waarin Pinkerton de huwelijkskoppelaar inpepert dat hij Butterfly enkel ziet als speeltje, geeft ze pakkend vorm door het woest openklappen en sluiten van haar waaier. Wanneer Pinkerton aan het slot opduikt met zijn Amerikaanse echtgenote en zijn zoontje van haar wil afpakken, gaat ze aanvankelijk nog berustend akkoord, maar barst dan uit haar rol.
Met veel ‘kut’ en ‘fuck’ tiert ze dat ze het zat is altijd maar weer die onderdanige rol van het gewillige meisje te moeten spelen. In een lange, wat pamflettistische monoloog adresseert ze de inherente pedofilie, het seksisme en racisme van haar rol. Butterfly wordt steevast gezongen door witte sopranen; walgend spreekt ze van ‘yellow face’. Dan onderbreekt ze haar getier: ze mag natuurlijk blij zijn dát ze de hoofdrol mag zingen in zo’n belangrijke opera, dus vooruit, ze zal het nog één keer doen.
‘Ik zal de fucking tekst spreken. Ik speel het einde, maar laat dit de laatste keer zijn dat Madame Butterfly sterft. Deze dolksteek die Cio-Cio-San al 120 jaar namens Puccini uitvoert is nu van mij!’ Achter haar verschijnen de vier overige actrices en onder oorverdovend geraas van elektronische muziek plegen ze gezamenlijk harakiri. Uit het plafond dwarrelen eindeloze wolken van papieren vlinders neer. Een ijzersterk einde.
Helaas gaat de (door Vera Morina en Sun Li geschreven) voorstelling nog een half uur door, met de vijf actrices en de ene mannelijke acteur die zich afvragen of dit nou de productie was die ze voor ogen hadden. Maar hoe zouden ze de clichés over Aziatische vrouwen dán kunnen ontzenuwen? Het is te veel, de boodschap was al glashelder. Hier had regisseur Char Li Chung moeten ingrijpen.
Ook het eerste deel voegt weinig toe. De kenner ontwaart weliswaar wat raakvlakken met Madama Butterfly – Qi is net als zij vijftien jaar en mijmert over hoe mensen in andere landen denken – maar een werkelijk verband ontbreekt. De fraai vormgegeven schamele onderkomens van de verschillende families voldoen bovendien geheel aan het westerse clichébeeld over het Chinese plattelandsleven.
Jammer, want alle acteurs leveren geweldige prestaties. Cystine Carreon is de onbetwiste ster, maar ook Nhung Dam, Charlotte Ha, Mei Ling Wan-Im, Lulu Streefkerk en Kok-Hwa Lie verdienen een groot applaus. Ondanks hun inspanningen rest uiteindelijk slechts één conclusie: de muziek van Puccini blijft in deze deconstructie van Madama Butterfly fier overeind.
Foto’s: Bart Grietens