Gelukkig krijgt het nieuwe theater CC Amstel in Amsterdam-Zuid langzamerhand vorm. Vorige week moest je de gloednieuwe opvolger van het aloude Ostadetheater nog sluipdoor zien binnen te komen langs een zij-ingang die eigenlijk voor decorstukken bestemd is, nu is er een ruime foyer en zijn er lange gangen die naar de fraaie middelgrote zaal leiden.

Het pleintje voor het gecombineerde theater en cultureel centrum bij de oude diamantfabriek van Asscher en het voormalige gemeentearchief bij de Amstel is nog naamloos en een beetje een rommeltje. Maar toch kan er weer een ware wereldpremière plaatsvinden van het huisgezelschap, het productiehuis voor hedendaags muziektheater, dat altijd al, maar nu heel toepasselijk Diamantfabriek heet. Artistiek leider Sylvia Stoetzer geeft vooral heel jonge componisten en musici een kans door opdrachten voor kleinschalig muziektheater.

Het – Engelstalige – Madam Koo van componist Meriҫ Artaҫ en regisseur en librettist Ingrid Askvik, heeft een heel interessant uitgangspunt. Deze twee jonge vrouwen hebben hier in Nederland gestudeerd, maar hebben allebei een buitenlandse achtergrond. Artaҫ is Turks van afkomst, Askvik Noors. Het moet ze als buitenlanders opgevallen zijn dat Nederland weliswaar een veilig en comfortabel land is, maar dat er een onderdrukte angst heerst, dat buren elkaar vaak helemaal niet kennen, zelfs bang zijn voor elkaar.

Ze hebben op die angst hun kleine opera op gebouwd die gesitueerd is in Amsterdam-Zuid, en heel specifiek in de Beethovenstraat. Daar woont beneden de oude mr. Oak die zich de deportaties van de joden tijdens de oorlog herinnert, de groepjes mensen bij de tramhalte, de lugubere rol van de vertrouwde tram, hij is bang voor iets uit het verleden. Boven hem woont madam Koo, zij is bang voor wat er in de nabije toekomst kan gebeuren, een terroristische aanslag bijvoorbeeld. Ze zijn ook bang voor elkaar, zonder elkaar te kennen, zonder te beseffen dat ze soms onbewust een duet zingen. Miku, een jong buurmeisje, heeft dat wel door en probeert ze bij elkaar te brengen. Zij gebruikt daarvoor onorthodoxe methoden, hetgeen soms tot absurde situaties leidt, waarbij de poes van madam Koo ook nog een passieve rol speelt en allerlei spullen uit de hemel komen vallen.

De gezongen tekst is soms niet goed te verstaan (er is gekozen om niet te boventitelen en hij wordt ook niet in het programmaboekje afgedrukt), mij lijkt hij erg summier en misschien vaak net iets te voor de hand liggend. Een echte schrijver had de zaak goed kunnen doen. De muziek van Meriҫ Artaҫ is vindingrijk, heel afwisselend,  soms uitgesproken mooi. Hij wordt gespeeld door een klein ensemble van vijf musici, het Akom Ensemble, met een levendige fluit, tegen het sonore geluid van basklarinet, altviool, cello en als slagwerk een keur aan Aziatische gongs.

Ook de zangers laten een mooi geluid horen, mezzosopraan Ekaterina Levental is een trotse madam Koo, bariton Mattijs van der Woerd een verwarde oude mr. Oak, sopraan Maartje Goes een vrolijk, springerig buurmeisje. Er is ook nog een verwarrende rol van actrice Eva van der Post, als zaalwacht. De vormgeving is wel heel eenvoudig (decor: Koen Steger, kostuums: Rosemarie Allaert).

Er ontbreekt er in mijn ogen, of liever in mijn oren, iets. De angst en de dreiging krijgen geen concrete gestalte en daarmee valt de bodem onder dit muziektheater weg. Aan het einde verdwijnen Madam Koo en mr. Oak samen, hand in hand, van het toneel, misschien gaan ze langs een door hem geconstrueerde trap naar de hemel of fantaseren ze dat maar. Heel mooi, maar me helemaal overtuigen deed het niet. Ondanks de zes musici die aan het slot met zes klankschalen een bijna hemels geluid maken.

Foto: Robert Benschop