Licht en geluid zijn in een dansvoorstelling bijna net zo belangrijk als de bewegingen zelf. De jonge toeschouwers draaien zich om als het licht dimt of feller wordt, ze willen weten waar het licht vandaan komt. Ook zijn ze nieuwsgierig uit welke box het geluid komt, richten ze hun blik naar de persoon die al die geluiden maakt. Aan de twee sturende fenomenen wijdt het kleine dansgezelschap tout petit een tweeluik. Rond lichtbronnen werd er al speels en verrassend gedanst in Licht!. In Luid (3+) draait, ook letterlijk, alles rond geluid.

Een knappe intrigerende constructie (van beeldend kunstenaar Erki De Vries) van dikke en dunne buizen met grote en kleine trechters vormt op het toneel een bos met bomen en takken. Daarin laten de twee danseressen zich leiden door de geluiden die al dan niet door hun eigen bewegingen geproduceerd worden.

Ciska Vanhoyland hangt aan een buis als aan een liaan en steeds als ze haar handen verplaatst klinkt er een bromgeluid uit de trechter die aan die buis vastzit. Lies Cuyvers haalt geluiden uit de kartonnen doos. De kazoo-achtige geluiden zetten haar aan tot kronkelen en draaien. Na een tijdje weet je niet of de geluiden aanzetten tot bewegingen of dat de bewegingen voor klanken zorgen.

De kinderen kunnen in een trechter ‘hallo’ zeggen, dat gaat teder zacht. Daarna schrikken ze een beetje op als er alarmgeluiden over het podium golven. Die geluidsgolven verplaatsen zich naar de lichamen. Mechanische beats zetten de twee vrouwen in trilstand. Ze spelen een partijtje luchtvechten met klanken van stampen, meppen en pootje lappen. De twee gooien de klanken naar elkaar. Als in een stormwind bereiken die de ander, blazen ze de ander omver en de trillingen zetten zich door tot in de armen en hoofden en tenen. Grappig en wonderlijk verrassend.

Zoals in Licht! is er ook nu weer een ritmische afwisseling in effecten en kalme momenten. Bewegingsvondsten ontstaan spontaan, worden niet uitgemolken, alles blijft mooi in het ritme van de stuwende geluiden. Koen Brouwers zit achter de knoppen en bedient de installatie die door de luchtslangen plofjes en ratelende klanken stoot tot in de trechters. Zoals die geluiden tussen de trechterbomen meanderen en zigzaggen, zo bewegen ook de lichamen zich onder, boven en langs de buizen.

De ene keer dagen de danseressen elkaar uit, een andere keer stimuleren ze elkaar tot samenspel. Slechts een paar keer dansen ze synchroon. ‘Kijk opa, nu zijn ze gelijk!’, roept het kind naast me. Opvallend is dat de technische geluiden niet overgaan in melodieuze muziek, wat toch vaak aan de basis ligt van een dansvoorstelling. Hier blijft het bij bewegingen die dansant associatief in elkaar glijden. Tout petit baant zich een weg naar de essentie. Geen tierelantijntjes, geen opsmuk, geen muzikale en scenografische uitschuivers. Tout petit blijft klein, in haar onderwerp en aanpak. De twee danseressen pakken wel groots uit in hun speelse bewegingsvariaties. Ze blijven verwonderen. Na een half uurtje aangenaam kijkplezier mogen de kinderen zelf aan de slag om met plastic buizen een eigen parcours in elkaar te steken.

Foto: Kurt Van der Elst