Wat een verheugenis weer eens terug te zijn in Theater Branoul in hartje Den Haag, een van de fijnste kleine theaters. Acteur Sijtze van der Meer brengt zijn solo Ludwig over de Duitse sprookjeskoning (Märchenkönig) Ludwig II van Beieren (1845-1886).

Zelf noemt hij zich de Zevenvoudig Gezalfde Vorst van de Middernacht, le roi lui-même, de vorst alias nachtkoning die de Zonnekoning naar de kroon steekt. De absolute zelfoverschatting van Ludwig II van Beieren neemt kosmische dimensies aan, ook al zit hij opgesloten in een kasteelkamer, achter de tralies. Door zijn familie is hij geestesziek verklaard. Hij verwacht alleen nog hulp van Richard Wagner, de man die hij door financiële steun groot maakte maar die hem negeert.

De opgesloten sprookjesvorst krijgt stem in de novelle Vergittertes Fenster (Het getraliede venster, 1937) van Klaus Mann. Ludwig is depressief, angstig, voelt zich verraden en eenzaam, maar kent ook momenten van helderheid en hoop. Zijn homoseksualiteit heeft hem lang achtervolgd, maar nu voelt hij zich bevrijd. Hij is de koning die in Slot Neuschwanstein volkomen decadent rondvaart in vaartuigjes door zwanen getrokken en zelf is hij de zwarte zwaan.

Het is begrijpelijk dat hij tot de verbeelding spreekt, nog steeds. Luchino Visconti verfilmde zijn leven in Ludwig (1972) met Helmut Berger in de titelrol. De Nederlandse schrijver Willem Brakman wijdde aan Ludwig de prachtige roman De blauw-zilveren koning (1977).

Ludwigs geëxalteerde bewondering voor Wagner krijgt in de voorstelling, geregisseerd door Manon Barthels, klank door telkens heftig aanzwellende muziek uit diens Lohengrin en Parsifal. Ook richt acteur Van der Meer zijn blik en woorden schuin de hoogte in, daar waar hij Wagner visualiseert.

In zijn razende monoloog, extreem persoonlijk gespeeld en vol psychologisch-realisme, zijn we als toeschouwer getuige van Ludwigs kwellingen en vooral zelfkwelling. Een houten zetel is als zijn troon, hij decoreert zichzelf met een gebloemde sleep. Het is knap hoe Van der Meer het krap bemeten podium van Theater Branoul weet te transformeren tot de gevangeniskamer van het slot Berg bij München, aan de Starnberger See. Uiteindelijk vindt Ludwig daar de dood, al zwemmend naar de overkant waar de vrijheid lonkt. Dan is de helse nacht voorbij.

De voorstelling en dus de novelle zijn beslist geen documentaire kunstwerken, dus wie nooit eerder van de Beierse koning heeft gehoord of zijn extatische taalgebruik en zijn getormenteerde zieleroerselen niet kan plaatsen, heeft een theateravond die je op een bepaalde manier moet veroveren. Mann ging er bij het schrijven vanuit dat de lezer op de hoogte is van basiskennis over Ludwig.

Dat is nu, zo goed als een eeuw later, anders. Het superromantische conflict van Ludwig tussen grootheidswaanzin en onbegrip door de buitenwereld, tussen een extreem groot ego dat gevangen is tussen muren en een tralievenster, is misschien gedateerd. Maar gelukkig weten zowel de regie als de acteur er een meer actuele wending aan te geven. De sleutel daartoe ligt in het gegeven dat Ludwig enkele keren benadrukt dat hij de eeuw waarin hij leeft haat, dat het materialisme van de negentiende eeuw hem pijn doet en dat hij liever leeft in een fictieve wereld dan in de echte realiteit. Dat zijn mooie en treffende invalshoeken, die Ludwigs psychische worsteling een hedendaagse of ook tijdloze dimensie geven.

De abstractiegraad van de voorstelling is hoog, dat is niet altijd even makkelijk te doorzien. De projecties op de achtergrond en vooral het spel van Van der Meer maken veel goed, zeker aan het slot als we de golven zien van het meer waaroverheen Ludwig naar de overkant wil zwemmen, de vrijheid tegemoet. Dan krijgen beeld, tekst en spel een sterke eenheid.

Foto: Janko Duinker