Het blijft een van de allermooiste plaatsaanduidingen uit de Nederlandse toneelliteratuur: ‘Het tooneel is in den hemel.’ Deze komt uit Vondels treurspel Lucifer (1654), het drama van de engelen die in opstand komen tegen God omdat hij de mens boven hen plaatst. Het jongerengezelschap SubSub uit Almere brengt een verrassend dynamische, frisse en heldere versie van Lucifer, geregisseerd door Esther Bolte.

In deze hemel dragen de engelen identieke grijze kostuums en wollen wintermutsen. Die kostumering is uniseks, en dat klopt ook: de engelen kunnen dan wel dicht bij God leven, maar het onderscheid tussen man en vrouw kennen ze niet, en daarmee ook geen lichamelijke liefde. Zoals Adam en Eva.

Wat een geweldig stuk is dat Lucifer toch. In Almere opent de voorstelling met Lucifer als een rapper die zijn medestanders, de Luciferisten, aanroept om in verzet tegen God te komen. Die scène is meteen raak: krachtig en vol muzikaliteit. De engelen vragen zich af waar Apollion is, de gezant die naar de aarde is afgedaald om de pas geschapen mens te aanschouwen.

Nu krijgt het drama contour: Apollion vergaapt zich aan de eerste mens, Adam en Eva in het paradijs. Prachtig verhaalt hij over de rijkdom van de aarde, de vruchten, en vooral over de verblindende schoonheid van Eva. In het scheppingsverhaal is alle aandacht gericht op de mens die boven de engelen staat en God gaat nog een stap verder: de engelen moeten de mens dienen. Lucifer ontvlamt in woede en jaloezie, vooral bij Gods ultieme daad: hij schiep Adam naar Zijn evenbeeld.

Hoewel de acteurs alleen de vlakke vloer gebruiken van de theaterzaal van de Voetnoot weten ze toch met behulp van hun spel de hoogte van de hemel te suggereren en de diepte daaronder van de aarde. Dat is knap. Ik moest denken aan de nog altijd eminente voorstelling uit 1979 bij het Publiekstheater in de regie van Hans Croiset: hier zweefden de engelen in jacquet en met bolhoed op in trapeze in de toneelruimte. Bij SubSub blijven ze dus gewoon plat op de vloer, maar de Schwung van de jonge spelers zorgt voor de suggestie van beweging. Regisseur Bolte geeft feilloos weer dat er een dubbele strijd ontstaat van Luciferisten: tegen God én tegen de mens. Om het genot van het menselijk bestaan te benadrukken drinken de engelen wijn uit een wijnvat. Zo is dus het paradijs.

Een treffende keuze in deze voorstelling zijn de gospelachtige liederen, waaronder ‘Oh happy days’. Maar ook liederen uit musicals komen prachtig tot hun recht en blijken allemaal heel passend te zijn. Als tot slot de strijd uitbreekt tussen Lucifer en zijn aanhangers tegen God versus de engelen die God trouw zijn, geleid door aartsengel en veldheer Michaël, gebeurt dat geheel volgens de regels van Aristoteles: in taal wordt er verslag gedaan van de veldslag, die Michaël wint door zijn bliksems af te vuren naar de weerspannige Lucifer wiens oorlogsspan getrokken wordt door een leeuw en een draak. Hij tuimelt de diepte in, naar de hel. Dan neemt hij wraak: hij laat Adam en Eva van de verboden vruchten eten van de boom van goed en kwaad, waarna Adam en Eva uit het paradijs worden verdreven.

Samen met regisseur Bolte zorgen de jongeren van SubSub, ooit begonnen als onderdeel van Theatergroep Suburbia maar nu zelfstandig, voor een Vondel-voorstelling die glinstert en knispert van het gloednieuwe. In eerdere versies van Lucifer, onder meer die van Het Zuidelijk Toneel (1997) en Theater Zuidpool met Jan Decleir als Lucifer (2010/2011), werd de voorstelling nadrukkelijk als regisseurstoneel gebracht met dwingende opvattingen. Bij Bolte en SubSub ligt het speelveld als het ware geheel open. Het raamwerk waarin het verhaal zich afspeelt blijft puntgaaf intact en daarbinnen geven de spelers een wervelende, spannende en uitbundige versie van een stuk dat officieel een ’treurspel’ heet. Wonderlijk toch dat elke zwaarte die aan dit woord kleeft verdwenen is en tegelijk ben je als toeschouwer enorm betrokken bij deze machtige strijd tussen God en de engelen, die leidt tot de zondeval van de mens. Zo zijn we dus geworden wie we zijn.

Foto: Ies Kaczmarek