About Lucian van Jens van Daele is een kleinezaalproductie. Dat kan ook haast niet anders, want bij een voorstelling over het werk van de Oostenrijks-Britse kunstenaar Lucian Freud – inderdaad, familie van – móet je wel dicht op de huid van de dansers zitten. De huid die Freud een overweldigende uitstraling van sterfelijkheid, ontbinding al bijna, meegaf.

Zoals vaker werkt Van Daele in About Lucian met live muziek. Op de achtergrond zijn een gitarist-keyboardspeler (Raphael Vanoli) en een percussionist (Richard van Kruysdijk) aanwezig, die een groot deel van de voorstelling voorzien van een aanhoudende, enigszins murw makende beat.

Het is de ritmische basis voor de bewegingen van drie vrouwen. Eerst dansen zij een trio als een krachtmeting met veel duwen en trekken, waarbij ze veelvuldig over elkaar en de grond rollen, telkens even bevriezend in een sculpturaal tableau. Na verloop van tijd komen ze in dezelfde groef terecht en begint een langdurige exercitie in een drafje sur place, hun armen met felle uithalen richting vloer hakkend of schuin omhoog stekend (Hitlergroet? Freud ontvluchtte Oostenrijk daags na de Anschluss), zich aan de haren trekkend, de armen krabbend, borsten en billen betastend.

Een man observeert hun activiteiten van de zijlijn, in allerlei houdingen die een langdurig wachten uitbeelden. Hij doodt de tijd met zitten, vaak actief en alert, soms afwezig, dan weer ongeduldig met zijn vingers wriemelend. Net als de drie vrouwen verbeeldt hij, zij het op een heel andere manier, het enorme uithoudingsvermogen dat de modellen van Freud moesten opbrengen – bekend is dat hij enkelen van hen meer dan honderd uur liet ‘zitten’.

Een van Freuds favoriete modellen is te herkennen in het personage dat door danser Wojciech Grudziński wordt gespeeld: Leigh Bowery. In de jaren tachtig een fenomeen in Londen, die met zijn geëxalteerde optreden en uitzinnige uitdossingen bekendheid verwierf, onder andere als kostuumontwerper van danser/choreograaf Michael Clark. Grudziński zet met verve en overtuiging een zelfbewuste übernicht neer, die op een woest irritant, gemaakt toontje teksten de zaal in slingert.

De voorstelling past deels in een trend die al langer gaande is: dans als uitputtingsslag, een soort bootcamp, waarbij het de bedoeling is dat de vermoeidheid ‘het ware gezicht’ van de dansers blootlegt – de eerlijkheid die Freud ook zocht. Individuele elementen zijn dus herkenbaar, maar een echt samenbindend concept lijkt te ontbreken, en niet alle delen zijn even sterk (de monoloog van danseres Cécile Lassonde bijvoorbeeld).

Zo blijft de voorstelling wat vrijblijvend en komt de verwijzing naar het werk van Freud pretentieus over. Nu is het altijd riskant een zo beroemde inspiratiebron prijs te geven en in zekere zin is dat moedig, maar het verplicht wel tot meer.

Foto: Judith Zwikker