Op het dieptepunt van de covidepidemie doorbrak choreograaf Emanuel Gat de somberheid met een weelderige ode aan de esthetiek van de jaren tachtig. Gezet op muziek van Tears for Fears groeide LOVETRAIN2020 uit tot een internationale theaterhit, die nu ook voor het eerst te zien is in Nederland.

Het is altijd wat verwarrend om een voorstelling compleet anders te ervaren dan vrijwel iedereen om je heen. Terwijl het refrein van Sowing the Seeds of Love nog doorklinkt komen de twaalf dansers van Emanuel Gat Dance naar het voortoneel om hand in hand een donderend applaus in ontvangst te nemen. Bij de meeste toeschouwers was duidelijk een gevoelige snaar geraakt. In de 75 minuten die ik beleefde zag ik zeker een paar mooie momenten, maar ik voelde er weinig bij.

Dertien nummers van het Engelse duo Tears for Fears dienen als soundtrack voor het dans- en modespektakel dat curieus genoeg tevens wordt aangeprezen als een musical. Wat het absoluut niet is. Hoewel de titel van de voorstelling ontleend is aan het titelnummer van het derde album Seeds of Love (1987), ligt de nadruk op de debuutplaat The Hurting (1983, 5 tracks) en het doorbraakalbum Songs from the Big Chair (1985, 6 tracks). Deze muziekselectie laat goed horen hoe Roland Orzabal en Curt Smith zich ontwikkelden: eerst als makers van pakkende synthi-pop, daarna als leveranciers van galmend geproduceerde eighties-krakers, om uiteindelijk te landen op de Beatles-achtige neo-psychedelica van Sowing the Seeds of Love.

De vormgeving van de voorstelling verwijst naar een iets eerdere periode in de jaren 1980. De kostuumontwerpen van Thomas Bradley hebben een sterke Vivienne Westwood-vibe. De weelderig gedrapeerde lappen stof roepen associaties op met Romeinse tunica’s, barokjurken en andere historiserende kledingstijlen. Ook het decor en lichtplan die Israëliër Emanuel Gat ontwierp voor zijn Franse gezelschap is doordesemd van de esthetiek van de New Romantics, met expressionistische lichtstralen die hun weg zoeken door de dampwolken van constant draaiende rookmachines. 

Tegenover al die retro-elementen zetten Gat en zijn dansers een eigentijds dansidioom dat op mij nogal gefragmenteerd overkomt. Ensembledansen breken open en hergroeperen zonder duidelijke aanleiding in duetten en trio’s. Er zijn schaarse momenten waarop de dansers de aanwezigheid van muziek erkennen, door op de beat te dansen, soms zelfs semi-simultaan. Maar minstens zo vaak doen de dansers hun eigen ding, wat onder meer resulteert in een serie muziekloze intermezzi. Frases die ergens naar toe lijken te gaan worden abrupt afgebroken. Er wordt veel over het toneel gewandeld, maar waarom wandelen zij en waarheen? En mede door de volumineuze kostuums komen niet alle bewegingen even fraai uit de verf. 

Op zich is er helemaal niets mis met dans die zich autonoom positioneert tegenover de muziek. Maar in dit geval brengt het bij mij niets teweeg. Ik voel geen wrijving en geen spanning. Er voltrekt zich iets op het toneel, en dat iets blijft heel erg op afstand. Hoewel de dansers regelmatig oogcontact opzoeken met het publiek geven ze je toch het gevoel dat je mag toekijken, terwijl zij hun exclusief verkleedpartijtje vieren. Wat daarbij ook niet helpt is de schelle geluidsmix, die de muziek over de hoofden van het publiek projecteert, in plaats van de toeschouwer onder te dompelen in geluid.

En ja, ik zag echt wel die krachtig gedanste solo op het melancholische Mad World. En zeker: het was een interessante keuze om de onverbiddelijke meedeiner Shout te laten beantwoorden door een relatief ingetogen dansend kwartet, in plaats van het voor de hand liggende ensemblestuk. Maar had ik al gezegd dat ik er – zelfs op de beste momenten –  vrijwel niets bij voelde?

Foto’s: Julia Gat