Zowel vader als moeder en ook de twee zonen zijn verslaafd aan alcohol. Het is wat we nu een disfunctioneel en toxisch gezin noemen. Het is het gezin dat Eugène O’Neill, vermaard Amerikaans theaterauteur en Nobelprijswinnaar voor literatuur in 1936, beschreef in de jaren veertig in een theaterstuk. Het is het gezin waarin hijzelf opgroeide. Zijn terugblik geeft een vlijmscherp beeld van zijn ouders, zijn oudere broer en van hemzelf op een dag in het jaar 1912 toen bij hem tuberculose werd vastgesteld. Zuidpool zet de vervreemding van de gezinsleden tegenover elkaar en zichzelf heel raak op het toneel.

Boven de speelvloer hangt over de hele breedte een scherm. Daarop zal alles geprojecteerd worden, wat de personages onder dat scherm, eerst vanuit hun leren stoelen, later ook rechtopstaand, in vier talen zeggen. De vader (Laurent Capelluto) spreekt Frans, de oudste zoon Jamie (Atta Nasser) Levantijns-Arabisch, de moeder Mary (Sofie Decleir) Nederlands en de jongste Edmund (Tijmen Govaerts) Engels. De makers Koen van Kaam & Jorgen Cassier hebben er drastisch voor gekozen dat de acteurs zich ieder in hun eigen taal uitdrukken (behalve de Vlaming Tijmen Govaerts in het Engels) om zo de afstand tussen de personages te versterken.

Ieder zit in zijn isolement, ieder spreekt zijn eigen taal. Dat maakt de afstand tussen de personages die toch al groot is, nog groter en intriest. De verbitterde vader is een acteur op zijn retour, en duidelijk aan de fles, de moeder zit met een postnatale depressie. Ze heeft het een aantal keren over een baby die dood is, maar je komt er niet achter of dat nu gebeurd is of dat het een idee-fix is dat in haar hoofd zit. Ook zij is aan de drank, en verlaat af en toe haar leren fauteuil, om zich op te frissen, even te rusten, in ieder geval om iets te nemen (morfine).

De oudste zoon Jamie, een hoerenloper en drugsverslaafde, komt over als een cynicus, een jongen die vreselijk jaloers is op zijn jonge broer Edmund, die volgens hem wordt voorgetrokken, en die een dichter is die hij zelf had willen, nee moeten zijn. Edmund rilt op zijn stoel, staart angstig voor zich uit, wacht rusteloos de uitslag van het medisch onderzoek af, het blijkt tbc te zijn.

Alle vier zitten/hangen op hun stoel, kijken wezenloos richting zaal. De vader zegt een woord, de moeder reageert met ‘wa’, stilte, dan wordt het woord herhaald. Tussen de losse woorden zitten pauzes die de dialoog spannend maken. Gaan de twee die spreken op elkaar reageren, hoe gaan ze dat doen, luisteren ze naar elkaar, gaan ze elkaar verwijten naar het hoofd slingeren, begrijpen ze wat de andere zegt, wat bedoelen ze eigenlijk? Korte woordzinnetjes en stiltes zorgen voor de spanning en de achterdochtige sfeer, later komen de verwijten in langere tirades.

Vaak zijn het dialogen tussen twee personages, heel soms hebben ze een gesprek, als je dat überhaupt zo zou kunnen noemen, met drie of met vier. Er vallen verwijten, beschuldigingen, er is tederheid die dan omslaat in (zelf)haat, er is twijfel, af en toe een opening tot genegenheid. Ze praten recht voor zich uit, naar het publiek, ze praten vaak naast elkaar door, wat versterkt wordt door het feit dat de vier in een eigen taal spreken. Dat wordt in die vier talen boven het hoofd van de personages geprojecteerd.

In het begin is het even wennen, je aandacht wordt getrokken naar het scherm, ook als het personage Mary in het Nederlands spreekt, maar de kille afstand tussen de personages wordt zo wel heel zichtbaar. Die vervreemding komt ook in het spel voelbaar tot uiting. De vier blijven op afstand van elkaar, ze kijken bijna nooit naar elkaar, en als ze er genoeg van hebben, en even weg willen zijn, in hun hoofd of fysiek, dan wordt er rook op hem of haar geblazen. Even in rook opgaan. De moeder heeft het over misthorens die haar uit haar slaap hebben gehouden, en als Edmund terugkomt van een wandeling om frisse lucht te halen, heeft hij het over de mist die strand en zee tot een grote grijze vlakte maakt.

Mist is de metafoor van de toestand waarin het gezin zich binnen in hun huis bevindt. Het gezin bestaat uit ‘mistmensen’, die opdoemen, verdwijnen, als geesten. Af en toe sluimert er affectie, zelfs bezorgdheid om de ander, om dan weer tot zichzelf te komen, eigen illusies te bouwen die dan weer weggeveegd worden. De vier gezinsleden zitten vol wantrouwen, achterdocht, argwaan, desillusies, verwijten naar de buitenwereld, naar elkaar, naar zichzelf.

Sofie Decleir schittert als actrice die de grilligheden, de wispelturigheden, de onverwachte reacties, het zelfmedelijden van Mary zichtbaar en voelbaar maakt in haar zegging, spel, bewegingen. Ook de drie anderen leveren sterke acteerprestaties in dit aangrijpend en bevreemdend familiedrama. Intrigerend is het om te zien hoe ze alle vier in hun personages naar de existentiële leegte boren.

Foto: Kurt van der Elst