Farruquito (Juan Manuel Fernández Montoya) is een waar fenomeen. Als kleinzoon van flamencolegende El Farruco, is hij het boegbeeld van flamenco puro, waarin maximale expressie wordt bereikt door rauw vakmanschap zonder al te veel tierelantijntjes.

In de context van de negende editie van de Flamenco Biënnale Nederland is de voorstelling ĺntimo een testament voor less is more en laat Farruquito op meesterlijke wijze verschillende stijlen als Seguiriya, Bulerías en Alegrías de revue passeren.

Voorafgaand aan de voorstelling in Stadsschouwburg Utrecht geeft Josip Kesic, promovendus aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, een korte inleiding. Hij duidt flamenco als een strijdtoneel tussen verschillende culturele identiteiten en laat daarbij thema’s als Europees exotisme en culturele toe-eigening aan bod komen. Deze verhelderende inleiding plaatst Farruquito in een bredere context en bevestigt hoe paradoxaal het is om een erfgenaam te zijn van een flamenco-imperium, een familiebedrijf gebouwd op sociale tradities en culturele waarden, doorgegeven van generatie op generatie.

Met dezelfde intergenerationele notie opent ĺntimo, waarin vader Farruquito en zijn eigen tienjarige zoon (Juan el Moreno) tegenover elkaar aan tafel zitten en ritmes op het tafeldek bonzen. Speels kijken zij elkaar aan en staan vervolgens op, waarna zij over de vloer paraderen met hun dans. Het is duidelijk dat Farruquito de doorgewinterde showman is die volledig de controle heeft over tijd en ruimte en tussendoor het publiek weet te verleiden met zijn glimlach, terwijl de jonge Moreno in de openingsact zich nog lichtelijk in zijn schulp begeeft en vooral geconcentreerd lijkt te zijn op het correct uitvoeren van de choreografie.

Wat in beide bailaores niet te ontkennen valt, zijn de sporen van Farucco en diens befaamde bewegingstaal bestaande uit subtiel pulserende vingerbewegingen, minimale armgebaren en virtuoos voetwerk op gecompliceerde ritmes. Gesynchroniseerde duetten worden afgewisseld met korte solo’s in een ritmisch interview van vraag en antwoord, geven en nemen, kaatsen en terugverwachten.

Zonder muziek heeft Flamenco geen ziel en gedurende de show krijgt elke muzikant en vocalist de kans om solo te schitteren, waarmee wordt getoond dat Farruquito zeker niet de enige ster van de avond is. Zo dringt zangeres Mari Vizárraga met haar uitdagende blik en galmende stem dwars door merg en been, waarbij de emoties tot op het bot voelbaar zijn, zelfs al versta je de woorden niet. Vanuit het publiek klinken kreten van verbijstering, alsof de vonken die Vizárraga met haar stembanden ketst innerlijke branden van ontroering veroorzaken. Een andere duidelijke publieksfavoriet is gitarist Yerai Cortés.

Farruquito en Moreno komen tussendoor op en af met veranderingen in hun kostuum om nieuwe hoofdstukken in de voorstelling aan te duiden. Ritmisch voetwerk blijft de boventoon voeren en daar waar Vizárraga de vocale koorden als vuurstenen heeft, zet Farruquito het publiek in vuur en vlam met felle voeten, waarbij hij na elk hoogtepunt met open armen zijn eigen welverdiend applaus dirigeert.

Ondanks dat de sfeer tussen vader en zoon gemoedelijk is op het podium, roep het aanschouwen van de twee dansers desalniettemin lichtelijk bitterzoete vraagtekens op: In hoeverre hadden kleine Moreno en vader Farruquito ‘vrije wil’ om te kiezen voor een leven dat niet is toegewijd aan flamenco? Of wellicht is de aanname dat zij vrije wil nodig hebben een contextuele aanname en is deze familietraditie iets wat niet is weggelegd voor buitenstaanders om te begrijpen of te bekritiseren.

ĺntimo eindigt met een kleine Fin de Fiesta, waarbij Farruquito laat zien dat hij ook zijn weg vindt op de snaren van de gitaar. De vocalisten nemen half spottend de plek in van de dansers en onder het genot van een staande ovatie loopt het gezelschap vrolijk weg, al dansend en zingend op weg naar hun nieuwe bestemming.

Foto: Eric van Nieuwland