Zodra een schrijver zijn boek heeft gepubliceerd, behoort het de lezer toe. De schrijver kan hoog of laag springen, het geesteskind is de wereld ingeschopt en eenieder kan er naar hartenlust mee doen en laten wat hij wil. Voor eventuele spijt over wat het boek aanricht is het te laat, de personages zijn vrij en mogen hun eigen leven leiden.

Spijt had Goethe dan ook niet toen er een ware golf van zelfdodingen door Europa rolde na publicatie in 1774 van zijn Sturm-undDrang-roman Het lijden van de jonge Werther. Dat was immers niet zijn verantwoordelijkheid. Een enkele kanttekening wilde hij wel maken: hij was ziek toen hij het boek schreef. Geen griepje maar een serieuze aandoening. Hij leed, zo schreef hij later, aan de geestesaandoening taedium vitae, Latijn voor ‘het leven moe zijn’. ‘Dat alle symptomen van deze wonderlijke, zowel natuurlijke als onnatuurlijke ziekte ooit ook mijn innerlijk hebben verscheurd, zal na het lezen van Werther vermoedelijk niemand betwijfelen.’

Daarin vergiste hij zich. Hele volksstammen hebben sinds het verschijnen van de roman in Werther geen geesteszieke gezien, maar een compromisloze jongeman die op zijn liefde voor de reeds bezette Lotte geen grammetje wil inleveren. Tot de dood erop volgt.

In die lange rij voegt zich nu ook de jonge regisseur Eline Arbo. In haar toneelversie van Goethes brievenroman krijgt Werther uitgebreid de gelegenheid om zijn liefde voor Lotte en zijn compromisloze levensvisie uiteen te zetten. Hij oreert in bloemrijke woorden dat het een aard heeft.

Zo compromisloos als Werther durft Arbo zelf niet te zijn en dat is jammer. Het zou een fijne knuppel in het hoenderhok van onze doe-normaalsamenleving hebben kunnen opleveren. Maar vanaf de eerste scène relativeert ze zijn passie door hem ook de schoonheid van de hem omringende natuur te laten bezingen terwijl hij zich ophoudt in een omgeving van plasticsoep. Daar gaat je geloofwaardigheid!

Ook daarna weet Werther (hoe zijn vertolker Victor IJdens ook zijn best doet) me niet te overtuigen van zijn grootse, alles verzengende liefde voor Lotte. Een overbodige terzijde hier en een liedje daar verstoren bovendien vervelend het ritme van de voorstelling. In dat licht is het bijna onvermijdelijk dat het uiteindelijk de argumenten zijn van Lottes verloofde Albert die het meest overtuigen. Tegen een heldere uiteenzetting over de waan van de romantische liefde (volgens hem ons allemaal aangesmeerd door Shakespeare en … Goethe!) weet Werther niets anders in te brengen dan een talloze malen uitgeschreeuwd ‘Ik wil niet een béétje leven!’ Een hopeloze mantra naast het even scherpe als hilarische betoog van Albert.

In een interview zei Arbo dat ze de drie denkwijzen die Goethe in zijn boek presenteert (die van Werther, Lotte en Albert) naast elkaar wilt zetten maar dat haar affiniteit bij de eerste ligt. Misschien dat een twintiger dat eruit haalt, maar mij weet deze Werther niet te overtuigen. Niet van zijn onvrede met de samenleving, niet van zijn grote liefde voor Lotte. En zonder zijn overtuigingskracht wordt de bodem onder de voorstelling uitgeslagen.

Foto: Sanne Peper