In Liften komen drie uiteenlopende vrouwen vast te zitten in de lift tussen de dertiende en de veertiende etage van een tig verdiepingen tellend schoonheidssalon. In hun gedwongen isolement komen de drie – die elkaar in eerste instantie niet lijken te kunnen luchten of zien – al snel nader tot elkaar. Gewapend met drie flessen wijn en een keur aan liefdesproblemen, is het wachten geblazen tot de lift gerepareerd wordt en de voorstelling is afgelopen.

Het eerste probleem met dit uitgangspunt laat zich raden: in de statische paar vierkante meter van een kapotte lift is er weinig dynamiek in het hier en nu. Dat kan een voordeel zijn: toneelschrijvers voeren hun personages graag op in situaties waarin ze niet eenvoudig weg kunnen – hoe moeilijker je het je personage maakt, hoe spannender het vaak is om naar te kijken.

Helaas is het regisseur en toneelschrijver Leon van Uden niet gelukt tot een dialoog te komen waarachter ook maar enige spanning schuilgaat. In zeer expliciete taal ontvouwen zich drie zeer stereotype personages: zangeres Veronique Défort (Mariska van Kolck), verpleegster Saskia (Joke de Kruijf) en stewardess Karlijn (Marleen van der Loo). Alle drie kampen ze op hun eigen manier met mannen in hun leven en gaan gebukt onder een schoonheidsideaal dat door anderen of henzelf wordt opgelegd.

Maar het is moeilijk identificeren met de personages. Dat komt omdat Veronique per saldo simpelweg een zeer onsympathiek personage is en Saskia lange tijd hysterisch oppervlakkig blijft. Alleen Karlijn krijgt een vleugje reliëf, misschien ook door de wat bescheidener manier waarop Van der Loo haar vormgeeft.

Tussen drankspelletjes en verveling in de lift door, krijgt elk personage in een paar schetsmatige scènetjes keurig een geschiedenisje. Veronique blijkt gevoelens te koesteren voor een vrouw en kan dat niet rijmen met haar leven als succesvol zangeres, Saskia heeft een gewelddadige man en Karlijn voelt zich met haar veel jongere vriend niet meer aantrekkelijk.

Het zijn plichtsgetrouwe ontboezemingen, die niet ingebed zitten in de ontwikkeling van het stuk maar volslagen uit de lucht komen vallen en vervolgens nauwelijks worden uitgewerkt. Ze gaan daardoor al snel pathetisch aanvoelen. Zowel in tekst als in de regie, die qua spelregisters voortdurend erg over de top is, is geen vleugje subtiliteit te bespeuren. De moraal – ‘je kan elke dag opnieuw beginnen, je staat nog steeds midden in het leven’ – wordt uiteindelijk nog maar eens expliciet benoemd, mocht een onoplettende kijker ‘m op de een of andere manier toch nog gemist hebben.

Gelukkig – als een hedendaagse deus ex machina – verlost een monteur hen en ons op enig moment uit de hachelijke situatie en worden de dames bevrijd uit de lift. Maar zelfs in de laatste minuut duwt Van Uden er nog een volslagen idiote plotwending doorheen. Alsof een en ander nog niet kolderiek genoeg was.

Dit bewijst maar weer eens: goede komedie maken is niet eenvoudig. Het is meer dan een keur aan leuke grapjes en gimmicks verzamelen en dat bij elkaar houden met een excuusplotje. Ook in een komedie moet dramatische dubbelheid, subtekst en diepgang zitten. In ieder geval gaat komedie pas werken als je het als maker bloedserieus neemt.

Foto: Wim Lanser