Het lijkt zo eenvoudig: bel iemand op, vraag haar om haar levensverhaal te vertellen, neem het gesprek op en gebruik de letterlijke transcriptie – inclusief alle ‘uhms’, ‘well’s’ en ‘like’s’ – als theatertekst. Het New Yorkse gezelschap Nature Theater of Oklahoma deed precies dit voor hun epische voorstellingsreeks Life and times. Deel 1 tot en met 4 van wat een tiendelige serie moet worden zijn nu te zien tijdens De Keuze in Rotterdam. Samen is het zo’n tien uur theater over een heel gewone Amerikaanse jeugd, verteld in de meest alledaagse en non-theatrale taal. Een vaak meeslepende maar ook zeer bevreemdende en irriterende exercitie. Let op: spoiler alert.

Episode 1 heeft de vorm van een feel-good musical en beslaat de eerste acht levensjaren van actrice en muzikante Kirstin Worral. Het begint met herinneringen aan het goudgele behang van de kinderkamer en een beangstigend masker aan de muur, waarna het verhaal uitwaaiert over de (kleuter)school, ouders, vriendjes, het huis en de buurt. Het is een opeenvolging van gebeurtenissen, zonder specifieke spanningsboog. Dat lijkt misschien saai, maar de vorm bepaalt hier de inhoud.

De vertelster, tevens hoofdpersoon, wordt in eerste instantie gezongen door drie vrouwen in uniforme grijze jurkjes met rode sjaaltjes. De vrij simpele, sterk repetitieve muzikale begeleiding (de muzikanten, onder wie Worral op fluit en xylofoon, dansen en zingen af en toe mee) is vooral up-beat en heerlijk enthousiasmerend. Basisbeweging is een eenvoudige kniebuiging op de maat van de muziek, aangevuld met strakke arm- en beenbewegingen, al dan niet met een rode bal of gele cirkel in de hand. De bewegingen doen denken aan strak geregisseerde Noord-Koreaanse massascènes, compleet met vierkante omdraaiborden, gecombineerd met het enthousiasme van een goed gemaakte schoolmusical. Veel bewegingen verwijzen naar overbekende videoclipdansjes die liggen opgeslagen in ons collectieve geheugen. Halverwege de voorstelling krijgen de vrouwen versterking van drie al even glimmend vrolijke mannen in soortgelijke uniforms. Allen zingen enorm luid, vol overgave, met brede armgebaren en kijken indringend de zaal in, ons bijna letterlijk toeschreeuwend: dit gaat over jullie!

De mannen nemen afwisselend de rol van de jongens in Kristins jeugd en de rol van verteller op zich. Wie de vertellersrol heeft, gebruikt zijn of haar eigen naam. Zo wordt de universaliteit van de gelukkige een all American suburbial jeugdherinnering nog meer voelbaar. Herhaaldelijk komt de uitroep ‘And I thought it was sooooo beautiful!’ voorbij, een aandoenlijke illustratie van kinderlijke verwondering. Het vier uur durende Episode 1 is een meeslepende uitputtingsslag voor zowel publiek als performers.

Episode 2 is aanzienlijk korter maar ook grimmiger. Het podium is een kwartslag gedraaid en de witte vloer is vervangen door een zwarte. Hier geen live muziek meer maar een soort knullige techno- of housemuziek. Vijf spelers in felgekleurde Adidas trainingspakken. Hier dus ook weer de uniformiteit, maar nu verwijzend naar de jaren ’80, waarin de vertelster tussen de acht en twaalf jaar was. Ze weidt uit over haar vriendinnen, haar fascinatie voor sociale klasse, over de ouders van die vriendinnen en de epische poppenverhalen die ze met hen verzon. Ook ontluikende seksualiteit komt voorbij, zoals haar fascinatie met de ‘soap-opera kiss’. Aandoenlijk is ook het eerste gevoel van existentiële leegte: ‘I call it the feeling like something is missing’, en de eerste ongelukkige verliefdheden: ‘I was so crushed, so crushed, so crushed.’ Deze levensfase is ook het begin van de ‘dark period’ die Worrals highschool tijd kenmerkte.

Af en toe doet dit tweede deel denken aan musicals zoals Grease, door de vorm van solist met zoetig achtergrondkoortje. Maar dit deel heeft een hardere ondertoon dan het eerste. Dat komt vooral door de haast geometrische choreografieën die uitdrukkingsloos worden uitgevoerd. Ook is het borrelende enthousiasme van de spelers een stuk minder – is het vermoeidheid of spelintentie? Gelukkig komt, op het moment dat de saaiheid de overhand begint te nemen, een enorm koor in kleurige trainingspakken op. Strak gechoreografeerd staan ze op het ineens heel krappe podium en zingen en dansen vol overgave. Het is hilarisch en beangstigend tegelijk. ‘So many stories, all so meaningless,’ zegt een van de zangers in het begin. Jeugdherinneringen blijken veel universeler dan je zou willen, van het gevoel van persoonlijke uniciteit blijft weinig over.

In Episode 3 en 4 wordt de musicalvorm grotendeels losgelaten. In een bordkartonnen semi-realistisch theaterdecor van een kasteelachtige kamer met hoge ramen, drie deuren en een open haard, spelen nu zeven spelers het verhaal van de puberteit als ware het een theatrale thriller in Agatha Christie-stijl. Personages zoals de rijke dame, de huisknecht, de eenogige kapitein en de detective in trenchcoat staan en zitten stijfjes in dit oubollige decortje. Met een constant zijig liftmuziekje, aangevuld met dreigende orgeltonen, flikkerend licht en veel wantrouwende blikken wordt de sfeer van een spannende over-acted crimi opgeroepen. Het bevreemdende is echter dat het verhaal zelf gewoon doormeandert over de paden van Worrals ietwat depressieve highschool-leven.

Niks geen spannende plots, alleen veel uitweidingen over jongens, kleding en het wanhopige gevoel van er niet bij horen. De spelers spreken op gedragen en dramatische toon alsof ze een Heel Belangrijk en Ontluisterend verhaal vertellen. Af en toe blinkt er een traan, verder overheerst een enorm gevoel van suspence.  Als de stijfheid van deze scènes het gevoel van beklemming en vervreemding dat iedere puber wel kent zou moeten oproepen, is dit slechts gedeeltelijk geslaagd. De constante spanning die hier heerst is indringend maar ook vreselijk vermoeiend om naar te kijken. Opvallend is wel dat juist de verhalen zelf interessanter worden, want meer particulier en persoonlijk en meer doorspekt met inzichten over het leven. Indringend is de scène waarin Worral zelf, gekleed als oud dametje, vertelt over haar fluitlessen. Eerst was ze nog erg goed maar toen ze een beugel kreeg, ging het spelen minder. Een traumatische ervaring die ze met grote ogen de zaal in slingert.

Hoe herkenbaar en aandoenlijk de verhalen ook zijn, de constante dreiging die in deel drie en vier heerst, werkt verlammend. Het is dan ook een opluchting als een stel griezelige aliens midden in een verhaal over een kunstwerk van gelatine een einde aan de schijnbaar oeverloze vertelling maakt. Life and times vraagt volledige overgave van de toeschouwer. Tegelijkertijd maakt de voorstelling het ontzettend lastig om die overgave te bewerkstelligen. Of het na elkaar presenteren van de episodes (zoals festival De Keuze aanstaande zaterdag doet) een goed plan is, valt daarom te betwijfelen. Een frisse toeschouwer zal de afzonderlijke episodes waarschijnlijk meer waarderen dan een uitgeputte en verveelde toeschouwer. Maar voor wie van een beetje zelfkastijding houdt, is Life and times het ideale antitheater.

Foto Episode 3 & 4: Anna Stoecher