Joost Oomen, schrijver, performer en drummer maar bovenal dichter, publiceerde in 2011 zijn eerste poëziebundel en de liefde voor het genre stroomt hem golvend door het bloed. Zijn passievolle podiumperformance doet denken aan die van Johnny van Doorn of Jules Deelder. Op hoge energie en vol enthousiasme slingert hij zijn gedichten de zaal in, ondersteund door opzwepende muziek van de band Kruidkoek. Het levert een stomende avond op, boordevol muziek en poëzie van vijf mannen die een universum scheppen waar je eigenlijk nooit meer uit wilt.

Het uitgangspunt voor de voorstelling is heel simpel. Oomen heeft twee vrienden die gaan trouwen en die hem vragen om een liefdesgedicht te schrijven dat hij dan kan voordragen op de grote dag. En daarmee begint de zoektocht naar het ultieme liefdesgedicht zonder platgetreden paden of clichés. Want wat zeg je over de liefde dat niet afschuwelijk klinkt of dat al honderd keer gezegd is?

Oomen probeert dat anderhalf uur lang en laat zijn hersenspinsels alle kanten op uitwaaieren. En dus vertelt hij over een pudding en haar natuurlijke vijanden, of over een koe die door een nachtelijke stad langs döner kebab zaken sjouwt. Hij onderzoekt het woord ‘Ja’, dat je aan het begin, aan het eind of in het midden kunt zeggen. Speelse zinnen, kronkelende observaties, we worden meegenomen in het hoofd van Oomen, die, boekje in de hand, meeslepend voorleest.

Kom naar boven als je naar boven wilt, schreeuwt hij ons toe in een terugkerend ritme. De drumsolo die erop volgt klinkt alsof de drummer, Bram Knol, alle treden van de Eiffeltoren rennend probeert te beklimmen. De vier muzikanten van Kruidkoek, Tijmen Kooiker op gitaar, Reindert Kragt op bas en Nick Feenstra op scheurende saxofoon en dwarsfluit leggen een geluidsdecor neer dat dan weer opzwepend is, dan weer lieflijk, dan weer grappig. Oomen zelf bespeelt diverse percussie-instrumenten zodat hij tijdens de instrumentale stukken letterlijk nooit met lege handen staat maar onderdeel blijft van het geheel.

Een achterdoek dat eruitziet als een lappendeken van patchwork, een warm en overwegend rood uitgelicht podium, de muziek van Kruidkoek die nooit stopt maar alles met elkaar verbindt, en een stroom van speelse woorden en gedachten, het wordt allemaal over ons uitgestort. Tussendoor applaudisseren is er niet bij, de muziek stopt nooit en dat is heel fijn.

Het voelt dan ook bijna wreed dat de trip twee keer wordt onderbroken omdat er publieksparticipatie moet plaatsvinden. Als het zaallicht aangaat en Oomen onhandig de zaal in loopt met een microfoon aan een lange draad om na een schrijfopdracht één en ander op te halen, maakt hem dat niet minder sympathiek. Maar het haalt ons voor even ongemakkelijk en ontregelend uit die fijne cadans waar we zo snel mogelijk in terug willen.

Dat poëzie niet stoffig of ouderwets is bewijst deze voorstelling, geregisseerd door Jeroen Woe, van voor tot achter. Taalvondsten die een glimlach op je gezicht toveren en je een warm gevoel tot diep in je buik bezorgen, vier muzikanten die de sterren achter de maan vandaan spelen. Aan het eind van de avond heeft die aanstekelijke, slimme Joost Oomen ons precies waar hij ons hebben wil. We zingen met hem mee zonder dat hij ons daarom hoeft te vragen, we hebben het gevoel te hebben bijgedragen aan het vinden van de woorden voor het ultieme liefdesgedicht, we waren onderdeel en getuige van zijn zoektocht. We willen de hele tijd ja tegen hem blijven zeggen. En eigenlijk, net als bij de twee eerdere onderbrekingen wil je ook nu, aan het eind van de voorstelling, niet dat het zaallicht weer aan gaat en dat deze heerlijke cadans tot stilstand komt.

Foto’s: Lucas Kemper