Het is nogal een overgang, van Korzo naar het Zuiderstrandtheater. Choreograaf Ryan Djojokarso vond dat het tijd werd voor een grotezaalvoorstelling en waagde de sprong. Op dat podium vertelt hij in Libi een liefdevol verhaal over de tijd waarin na de onafhankelijkheid in 1975 de grote groep Surinamers naar Nederland kwam.

Vanaf de zijkant loopt een middelbare man in een wit hemd en een blauwe trainingsbroek het podium op met een klapstoel. Waar hij hem neerzet, kan hij zitten. Andere Surinamers komen op en gaan vlakbij hem zitten. Op een kluitje.

Het is een sprekend beeld, zoals er meer zijn in de voorstelling. Een klapstoel is een tijdelijk ding, makkelijk mee te nemen en neer te zetten, maar niet bedoeld om je huis mee in te richten. Er lijkt geen enkel decorstuk op het grote lege podium te zijn – een zwarte doos als nieuw thuis – totdat er een berg kussens tevoorschijn komt. De eerste verhalen van de landverhuizers gaan natuurlijk over dat onbegrijpelijke natuurverschijnsel sneeuw (de een vindt het prachtig, de ander ellendig koud). De dansers vliegen op de kussens af en schudden ze uit over het podium. Kapok wordt sneeuw, Zuid-Amerika wordt Europa. Waar je altijd moet uitkijken voor fietsen en waar stelletjes zomaar zoenen op straat.

‘Libi’ betekent zowel leven en wonen als verlaten. Daarmee is de titel de meest kernachtige samenvatting van de voorstelling. In 1975 werd Suriname onafhankelijk en tot 1980 golden er soepele regels voor de toelating tot Nederland. Ongeveer de helft van de bevolking kwam in die vijf jaren naar ons land.

Raoul de Jong schreef de teksten voor de voorstelling, onder meer op basis van interviews. Hij en Djojokarso spraken met mensen uit de eerste groep Surinamers die na de onafhankelijkheid naar Nederland kwamen. ‘Suriname is mijn moeder, Nederland is mijn vader. Mijn vader heeft mijn moeder verlaten en al het geld meegenomen. Ik ben bij mijn vader gaan wonen.’ Dat is ongeveer het onaardigste dat er gezegd wordt over Nederland. Discriminatie heeft de Surinamers sterker gemaakt, hoor je uit hun verhalen. Natuurlijk is er heimwee, maar bewondering voor dat rijke land waarin alles goed geregeld was. En in Suriname was ook niet alles koek en ei. Een van de geïnterviewden noemde eigenbelang en de neiging om mensen naar beneden te trekken die hogerop proberen te komen, als minder prettige kanten van het leven daar. De militaire coup van 1980 maakte het er ook niet leuker en beter op.

Natuurlijk moest Libi (ook) een dansvoorstelling worden. Djojokarso verzamelde een flinke groep prima dansers (hun namen waren niet te vinden) die weten hoe je een feestje bouwt op het podium. Met veel energie schieten hun ledematen alle kanten op. Het is geen traditionele Surinaamse dans, maar gebeurt onmiskenbaar op de Surinaamse puls, die ook in de lijven van de oudere Surinamers zit. Dans is soms een innerlijke drang, soms feestvieren, een manifestatie van de eigen cultuur of het beleven van je identiteit. En af en toe heb je het idee dat de dans een expressie van gekooide dieren is. Toch zijn de danspassages niet helemaal geïntegreerd in de voorstelling.

Zanger Jeangu Macrooy levert een sterke bijdrage aan Libi. Het is niet alleen een genoegen om naar hem te luisteren, hij is ook nog een sterke verschijning op het podium. De liedjes die hij zingt roepen een golf van herkenning op in de zaal, die al snel meezingt. Zelfs zijn opblaasbare krokodil roept nostalgie op. En als die als gevaarlijk dier om het leven wordt gebracht, is dat een mooie reden voor een begrafenisstoet, met Macrooy als voorganger.

Humor is geen sterke eigenschap van de gemiddelde choreograaf, maar wel van Djojokarso. Hij kwam op zijn vijftiende naar Nederland en danste onder meer bij Scapino Ballet Rotterdam, waar hij later ook choreografeerde; Scapino is een van de coproducenten van Libi. Ook een voorstelling over een ingrijpende herschikking van een land en zijn bevolking weet hij luchtig te houden. Libi is een feelgood-voorstelling, die maar af en toe een beetje schrijnt. Want intussen zijn mensen wel echt ontheemd geraakt en werden ze echt niet overal met open armen ontvangen. Het is niet zo dat je je overal thuis voelt, maar toch voel je je ook nergens volledig vreemdeling, dat is ongeveer de conclusie.

Het kan inhoudelijker en indringender, maar Libi laat zien dat Djojokarso de grote zaal aankan en veel mensen vrolijk naar huis kan sturen.

Foto: Bart Grietens