De recente discussie over de vermelding van de definitie van gender in het Nederlands paspoort toont aan dat het idee gender zoals zich dat de afgelopen decennia ontwikkelt in het westen, lijkt toe te groeien naar een minder rigoureus concept van twee elkaar uitsluitende seksen.

Beetje bij beetje vat het idee post dat gender eerder een continuüm tussen twee polen is, zoals men vaker bij de global majority aantreft. Vele voorstellingen van de afgelopen jaren, met name in de discipline dans, maar zeker niet daar alleen, hebben dit gegeven onderzocht. L’Homme rare is daar een fraaie exponent van, met als bijzonderheid dat de voorstelling ontsproten is aan het brein van een vrouwelijke choreograaf met een biculturele achtergrond in de Afrikaanse diaspora. Ze ontving haar training in een zowel (West-)Afrikaans als Europees idioom.

In L’Homme rare onderzoekt de Ivoriaanse Nadia Beugré in hoeverre er in de concertdanspraktijk sprake is van strikte gender-regels bij specifieke dansbewegingen. Zij heeft zich daarbij omringd door een keur van mannelijke dansers die getraind zijn in latin-dansvormen.

Dat leidt niet tot een demonstratie van carnavaleske clichés. Na een uitbundige start tussen en met een deel van het publiek, dalen de dansers af naar het toneel, waar ze zich al doordansend ontdoen van hun kleding. Dit vormt de opmaat tot een verrassende reeks tableaus, configuraties en ensembles die de titel van de voorstelling volstrekt waarmaken: we zijn getuige van zeldzame demonstraties van mannengedrag.

Zo ongeveer alles wat níet te zien is op de zondagse sportvelden passeert de revue. In een lange sequens bijvoorbeeld kletsen de mannen elkaar ferm doch vriendschappelijk op elkaars blote billen. Uiteindelijk leidt dit tot een spectaculaire solo, waarin een danser het verschijnsel body percussion tot ver voorbij de voorspelbare elementen naar een nieuwe dimensie brengt.

L’Homme rare is een abstracte voorstelling. De kleding die aan het begin wordt afgelegd en afgevoerd, raakt vervangen door witte lakens die gedurende de hele voorstelling op allerlei (on)mogelijke wijzen gedrapeerd worden om de naakte lichamen van de dansers. De rijke beeldentaal die Beugré creëert, doet bij tijden denken aan de etsen van Goya waarin hij spreekwoorden in beeld bracht: de dansers lijken soms opgesloten in hun witte lakens alsof het dwangbuizen zijn, dan weer dansen zij uitbundig golvend met hun lakens als strakke rokken, dan weer stapelen zij de lakens hoog op een van de dansers die daar een korte rondedans mee uitvoert.

Soms wordt er gespeeld met een heel concrete verwijzing naar beweging als een door gender bepaald fenomeen: als een van de dansers zich schoeit in vervaarlijke hoge signaalrode stiletto-hakken en daarmee zo hard mogelijk begint rond te rennen, alsmaar sneller, gebeurt het onvermijdelijke. De danser gaat meermaals op spectaculaire wijze op zijn bek.

Vrijwel de complete choreografie is rug-zaal geconcipieerd. Dat is zo consequent doorgevoerd dat na afloop de dansers collectief niet alleen met hun gezicht, maar ook met hun achterkant het publiek danken. Het lijkt erop dat in deze voorstelling de mannen niet gedefinieerd wensen te worden door hun sekse, waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor demonstraties van hun gender.

De gestiek die Beugré hierbij hanteert, is vaak uitbundig asymmetrisch. Het hele lichaam is voortdurend dynamisch betrokken. De verwijzingen naar ballroom-praktijken zijn onnadrukkelijk, evenals de referenties aan sexy latin repertoire, en ook al zijn op gezette tijden golvende heup- en bekkenbewegingen aan de collectieve orde van de dag: Beugré slaagt erin te nadrukkelijke gay-clichés te vermijden.

Beugré is geboren Ivoriaanse, een land met een rijke traditie aan maskerdansen die er net zo talrijk zijn als de talen die gesproken worden. Een zeer groot aantal maskers belichaamt er vrouwelijke identiteiten, maar  – op een zeer kleine aantal uitzonderingen na – de dansers die deze maskers en bijbehorende kostuums dragen, zijn altijd mannen. Artificiële borst- en bilpartijen zijn vaak onderdeel van het kostuum en de dansen die de mannen daarmee uitvoeren, illustreren kenmerkende eigenschappen van het gender aan het andere eind van het spectrum. Een betere demonstratie van hoe een continuüm tussen twee polen in de praktijk uit kan pakken is nauwelijks denkbaar en deze observatie geldt ook voor Beugré’s intrigerende choreografie.

Foto: A. Merlaud