Zoek ‘Olivier Dubois’ op en kwalificaties als ‘enfant terrible’, ‘controversieel’ of ‘grensoverschrijdend’ zijn nooit ver weg. Hij danste bij Jan Fabre en Sasha Waltz, heeft hun nietsontziendheid overgenomen en runt nu zijn eigen compagnie in het Noord-Franse Roubaix. Dubois choreografeerde uitputtingsslagen, genderkwesties, sex, geweld en taboes. De waardering is wisselend.

Duisternis is de nieuwe dansbelichting. Eerder deze dansweek begon Partita 2 van Anne Teresa de Keersmaeker en Boris Charmatz zelfs met een compleet onzichtbaar kwartier. Daarin was wel de mooie Bachinterpretatie van violiste Amandine Beyer te horen, maar niet iedereen in het publiek kon daar goed tegen.

Ook Les memoires d’un seigneur ou l’homme disparu (Herinneringen van een heer of de verdwenen man) van Olivier Dubois begint in het donker. Daaruit maakt zich, heel zwak belicht, de torso los van de man die de centrale persoon wordt in de voorstelling. Tergend langzaam schrijdt Sébastien Perrault naar de grote tafel links voor op het toneel. Die tafel blijft de hele voorstelling zijn attribuut, als voetstuk, schuilplaats, wapen of ontwerpvlak. Hij is de heer in het stuk. Les memoires d’un seigneur gaat over de mens met macht.

Op papier ziet de voorstelling er overzichtelijk uit: glorie, verval, afscheid. De boven het toneel geprojecteerde hoofdstuknamen zijn bijvoorbeeld ‘Time’, ‘The order of the world’, ‘The little theatre of the tyrant’, ‘The war song’ en uiteindelijk ‘The farewell’. Perrault staat als machthebber tegenover zo’n dertig mannelijke onderdanen in spijkerbroek, gerekruteerd via het Productiehuis Rotterdam. Danservaring was geen voorwaarde, inzet en een gebrek aan contactvrees wel. Ze belagen de heerser op tafel, kronkelen als wormen over de grond, rennen rond als een spreeuwenzwerm of stapelen zich tot een hoop slachtoffers. Dat doen ze goed; ze maken het toneelbeeld.

In de praktijk van de voorstelling lopen die schijngestalten van de heerser nogal door elkaar. De macht dwingt hem zich in allerlei onwenselijke bochten te wringen, maar angst, waanzin en paranoia lijken in alle fasen van zijn carrière op te duiken. De uiteindelijke boodschap is: ‘tegen de geschiedenis zeg ik: ik leef nog’.

Sébastien Perrault voert de bedoelingen van Dubois uitstekend uit. Hij probeert zich staande te houden tegenover het onberekenbare volk, zwaait – wanhopig – een zwaard rond als teken van de macht, bulkt van energie, wordt niet gelukkig van zijn verheven maar kwetsbare positie en is in essentie eenzaam. Dat de voorstelling mij toch niet greep, komt doordat dans, plaatjes, verhaal, ritueel en concept om voorrang vechten. Het zou mooi zijn als die aspecten elkaar zouden versterken, maar zo is het niet. De voorstelling mist een dwingende lijn en blijft te vaak steken in het boetseren van bewegende taferelen, die niet zouden misstaan in spektakelfilms als Lord of the Rings. De machinale muziek van François Caffenne stampt de oppervlakkigheid er nog eens extra in. More is lang niet altijd more.