Op basis van de verhalen van zeven jongeren en acteur Kimberley Agyarko schreef auteur Sanne Schuhmacher een tekst over integreren zonder achterom te kijken. Agyarko en theatermaker Dimphna van Kempen laten in A country inside my head zien dat dat nog niet zo gemakkelijk is. (meer…)
Als het aan Amerikaanse expats ligt heeft Donald Trump op 5 november geen schijn van kans tegen Kamala Harris, zo bleek wel uit de reacties uit de zaal bij de Amerikaanse verkiezingsshow van Greg Shapiro.
Vier jaar Donald Trump in het Witte Huis was een absolute goudmijn voor comedians. De talkshowhosts van alle zenders (met uitzondering van Fox) en hun legertje tekstschrijvers hadden de tijd van hun leven. Zoveel domheid en leugens had men in dat land niet meer meegemaakt sinds de krankzinnige heksenjacht op alles wat maar een beetje links was in de ogen van senator Joseph McCarthy in de jaren vijftig. Zo’n bizarre periode kan beschouwd worden als een exotische, uitzonderlijke ziekte, en een goed medicijn tegen ziekte is humor.
Maar nu ligt het toch anders. Zelfs als Kamala Harris in november de race naar het Witte Huis wint, zal dat met een minieme marge zijn. Dat betekent dus dat de helft van de Amerikaanse kiesgerechtigden op een semi-seniele, gevaarlijke egocentrische gek gaat stemmen. Dan is het geen exotische ziekte meer, maar een totale omkering van een redelijk werkend systeem. Dan werkt de humor niet meer als medicijn. Dan valt er eigenlijk niets meer te lachen.
Daar is ook Greg Shapiro tegenaan gelopen in zijn show Leaving Trumpland 2.0 No country for old men. De show was oorspronkelijk geschreven voor de verkiezingen van 2020, maar ging grotendeels de mist in door de covid-beperkingen. Handig voor Shapiro dat hij nog wat had liggen, maar het is natuurlijk dieptriest dat het materiaal deels nog bruikbaar is vier jaar later. De ondertitel No country for old men (een knipoog naar de film van de broers Joel en Ethan Coen) sloeg natuurlijk op de geriatrische tweestrijd tussen Trump en Biden, dus de ondertitel zou nu kunnen luiden No country for an old man, maar dan zou de wens de vader van de gedachte zijn.
Sinds de komst van Kamala Harris en haar running mate Tim Walz in de arena hebben de Democraten weer hoop op een goede afloop, en die hoop was ook goed te merken bij Shapiro. Hij vertelt dat Trump geld wil terugvorderen bij de Democraten dat hij had besteed aan kostbare anti-Biden advertenties. Het weglopen van Biden ziet hij als oneerlijk. De zaal lachte om deze fijne grap, totdat Shapiro vertelde dat het geen grap was, maar dat Trump dat werkelijk wilde. En daarmee was een deel van de bodem van het programma weggeslagen. Je kunt nauwelijks nog grappen bedenken die boven de idiote waarheid van Trump en zijn minstens zo ‘weirde’ running mate J.D. Vance uitkomen.
Een ander probleem van de politieke stand-upshow van Shapiro is dat hij wel erg veel materiaal ophing aan het filmpje dat Arjen Lubach na de inauguratierede van Trump in 2021 heeft gemaakt, met als kernbegrip ‘America First.’ In de internationale internethit ‘Netherlands second’ sprak Shapiro als een vlekkeloze imitator de tekst van Trump in. Echt heel sterk, maar om daar vier jaar later nog zo’n nummer van te maken is een zwaktebod.
Buitengewoon grappig was Shapiro’s herinnering aan de manier waarop hij in 1997 Seth Meyers (die na zijn Amsterdamse tijd bij het Amerikaanse comedygezelschap Boom Chicago een hele grote werd in de VS) in een korte rit vanaf Schiphol wegwijs wilde maken in Amsterdam. Dat ging bijna net zo hak op de tak als Trump praat, maar voor een comedian is dat een bruikbaar talent om verwarring te zaaien. Zeker als Leidseplein op z’n Engels bijna hetzelfde klinkt als Led Zeppelin.
Eigenlijk smaakte het toetje van de voorstelling nog het best. Shapiro deed als Trump een Q&A met de zaal. Shapiro, een van de founding fathers van Boom Chicago en inmiddels half Nederlands, reageerde als een meester-improvisator op de vragen. De totaal ontsporende antwoorden waren niet alleen heel geestig, maar toen kon Shapiro ook het best zijn minachting voor Trump laten zien.
Foto: Jelle Draper