Romeo Castellucci’s Le sacre du printemps past perfect in het concept van de Duitse Ruhrtriennale. In de Bläserhalle van het Landschaftspark Duisburg Nord zet de Italiaanse regisseur immers geen dansers in maar dansen veertig machines Stravinsky’s wereldberoemde stuk. Het vermalen stof van dertig ton botten van vijfenzeventig runderen wordt geofferd in een meditatieve installatie, die volledig door computers wordt aangestuurd. Of komen er toch nog menselijke krachten aan te pas?

Iedereen weet dat de eerste opvoering van Le sacre du printemps in 1913 een schandaal veroorzaakte. Het werk van Igor Stravinsky en choreograaf Vaslav Nijinsky creëerde een enorme rel en de Parijse cultuurelite ging zelfs met elkaar op de vuist. Maar al is de versie van Romeo Castellucci een statement, zeker in de context van de brave Duitse theater- en danstraditie, wereldschokkend is zijn aanpak zeker niet, eerder wat afstandelijk, en ook consequent. Achter een raam van plexiglas hangen in het grid veertig machines van verschillend formaat. Met name de rode computerlichtjes en cijfers zijn bij aanvang zichtbaar.

Kent deze versie van de Sacre geen live orkest? Naast mij wordt gefluisterd. Voor sommige bezoekers is het een teleurstelling, andere zijn verrast en kunnen zich geen Sacre zonder orkest voorstellen. Nee, de glasheldere interpretatie wordt afgespeeld via een band en is een versie van het ensemble MusicAeterna uit San Francisco onder leiding van Teodor Currentzis. Vorig jaar  speelde het ensemble het concert nog, maar ontbrak de voorstelling. Castellucci kreeg zijn productie, die in première zou gaan in het prestigieuze Manchester International Festival, niet verwezenlijkt. Het is dankzij de inspanningen van de Ruhrtriennale, dat de voorstelling toch is ontwikkeld. Maar zonder live orkest dus!

Enkele neonlichten gloeien op. De relatief smalle ruimte wordt enigszins verlicht als de openingssolo van de fagot al heeft geklonken. Drie machines schuiven van links naar rechts en uit hun computergestuurde kleppen dwarrelt  hier en daar wat stof naar beneden. Als de noten grilliger, voller en lager klinken is het de beurt aan grotere containers. Hoe groter de partij des te sneller het stof op de bodem ploft. Hier en daar ontstaan kleine bergjes. Castellucci’s machines spelen nauwkeurig met het ritme en doen soms een pirouette door te draaien om hun as. Groepen machines leiden een eigen leven doordat het grid zelf ook in beweging komt. En uiteraard voert Castellucci de consequentie daarvan door ten aanzien van andere delen van de ruimte. Het is een intrigerend schouwspel, vooral ook als het stof onder grote druk verticaal tegen de vierde wand  gespoten wordt.

Dan sluit een wit gordijn de ruimte af en legt een geprojecteerde tekst feitelijk uit hoe de botten uit de vleesindustrie verwerkt worden tot mest voor de landbouwindustrie. En zo staat dit offerritueel plots in de context van een geraffineerde consumptiemaatschappij. Tegen het einde heeft Castellucci nog een surprise in petto, want aan de recycling van het ritueel komen uiteindelijk toch nog menselijke inspanningen te pas. Dat is dan ook meteen het meest verrassende aan deze vernuftige, steriele en contemplatieve Sacre, die vooral de beeldende kunstliefhebber zal roeren.

Foto: Wonge Bergmann