Hoe ver staan de belevingswerelden van een bejaarde witte man en een jonge vrouw van kleur van elkaar af in Nederland anno nu? Mijlenver, waarschijnlijk. En zijn die dan zo ver van elkaar verwijderd dat communicatie tussen beide partijen niet meer mogelijk is? (meer…)
Een stoel, een (akoestische) gitaar en een wieg: het is van meet af aan duidelijk dat zijn recente vaderschap de motor is geweest die Djé-Rimo Holle de kracht heeft gegeven voor zijn monoloog Lawa Kopot. Hij vertelt over zijn jeugd en de relatie met zijn verslaafde vader, dankt zijn waardenvaste moeder en spreekt zijn boreling moed in.
Monoloog is misschien niet het juiste woord, want dat woord roept drama en toneelspel op, terwijl de rustige toon die hij doorgaans hanteert eerder intiem dan theatraal is en de situaties die hij af en toe uitspeelt heel dicht bij zichzelf houdt. Hij spreekt de zaal direct aan, maakt ook grappen, maar een conférence van een cabaretier is het evenmin. Hij vertelt en wisselt dat af met zang en poëzie, maar je kunt de voorstelling ook niet benoemen als een recital, terwijl die van al deze soorten optredens wel elementen bevat. Hij slaagt er aldus in een situatie te scheppen die aanvoelt alsof je als publiek op een avond zit te bomen met een nieuwe vriend in een rustig café die jou voor het eerst zijn levensverhaal uit de doeken doet.
Aanvankelijk resoneert de ereschuld nog mee die op het conto van het koninkrijk der Nederlanden staat voor datgene wat als de Molukse kwestie de historie is ingegaan. Maar de onverkwikkelijke toestand rondom Kamp Vught is niet waar het de performer om te doen is: hij wil vooral zijn kindertijd onderzoeken, en daarbij speelt de relatie met zijn vader een belangrijke rol: in een aangrijpende scène, door hem bijna terloops gebracht, laat hij zien hoe diens verslaving het wint van het vaderschap. Als hij later zijn eigen baby probeert te troosten, die luidruchtig om aandacht vraagt, is het duidelijk dat de nieuwe vader zich voorneemt zijn eigen kindertijd niet op zijn beurt te gaan reproduceren.
Buiten de vader komen ook andere leden van de familie voorbij: de oma, de populaire oom en de moeder. Maar de performer vermijdt typetjes neer te zetten en geeft er de voorkeur aan portretjes te schetsen. De poëtische uitstappen (zijn eerste poëziebundel met een gelijknamige titel – lawa kopot betekent: vuurvlieg – is net verschenen) zijn organisch binnen het narratief opgenomen.
Het getuigt ongetwijfeld van moed om, zoals de performer aan het eind zelf opmerkt ‘de vuile was buiten te hangen’. Maar hij vervolgt met de conclusie: ‘Je kunt het toch ook niet in de machine laten zitten?’ Het is duidelijk dat hier een eerlijk statement wordt afgelegd. Vanuit die moed kan eerlijkheid wel degelijk een kracht zijn en kwetsbaarheid kan in dat geval een overwinning betekenen. Hij heeft dat zelf al eerder aangegeven, als hij vertelt hoe hij aan zijn moeder moest bekennen dat hij wel degelijk betrokken was geweest bij de rellen in Amsterdam waarbij de auto van een bejaard echtpaar in een van de grachten was geduwd.
Lawa Kopot is een proeve van een eerste solovoorstelling die Djé-Rimo Holle uitbrengt in het kader van het festival RRReuring. Het zou interessant zijn om te zien hoe de voorstelling zich ontwikkelt als hij in een reeks gespeeld wordt en aldus getest wordt onder verschillende omstandigheden, opstellingen en publieken. Aldus zal hij de kans krijgen om zijn flow en eigen ritme te ontwikkelen.
Foto’s: Gergely Ofner