Met rode emmers, blauw zeil, witte doeken en heel veel schuim tovert choreograaf Alice Ripoll in Lavagem poëtische beelden vol energie, levenslust en agressie.

Het begint met dat enorme blauwe zeil dat bol staat en beweegt alsof er een enorm (maar ongevaarlijk) beest in zit dat zachtjes heen en weer schudt en langzaam maar zeker vooruit schuifelt. Totdat een punt van het zeil openvalt en een van de dansers tevoorschijn komt. Een voor een bevrijden ze zich; schreeuwend en joelend dansen en stampen ze, triomfantelijk en uitbundig. Tot ze zich plotseling weer razendsnel terugtrekken in die cocon, een krioelende massa ledematen die gevangen zitten in een zee van zeil.

Lavagem is de nieuwe voorstelling van de Braziliaanse choreograaf Alice Ripoll die al eerder op het festival Julidans te zien was met haar gezelschap Cie REC. Ze maakt voorstellingen waarin kritisch wordt gekeken naar de Braziliaanse maatschappij, waarin een heel leger aan zwarte mensen zich dagelijks van de favela’s naar de rijke buurten van de overwegend witte elite begeeft, om er schoon te maken. Lavagem betekent zoiets als wassen, schoonmaken, reinigen.

Het idee begon bij Alan Ferreira, een van de dansers van Ripoll, die voorstelde om zeepsop te gebruiken als katalysator. Het leidde tot een stroom aan associatieve bewegingen en improvisaties waarvan een deel in de voorstelling wordt gebruikt. In speelse scènes verkennen de zes dansers de rode emmers, erop drummend, ze op hun kop zettend en ermee zwierend. Enorm veel energie komt er vrij, de twee vrouwen dansen als bezetenen, de mannen springen tegen elkaar op.

Tot het weer even heel stil wordt. Twee dansers rollen over de grond als een lang lichaam, met de handen teder elkaars haar strelend. Een van de vrouwen wordt voortgetrokken op het blauwe zeil, ze kijkt verlangend naar de horizon. Even later omhult een van de mannen zich met datzelfde blauwe zeil, als een koningsmantel slaat hij hem om zich heen.

Dan volgt een reeks improvisaties waarbij de fantastische dansers zich telkens in nieuwe, onnavolgbare bochten wringen om over, achter, tussen en onder elkaar door te kruipen, te glijden of te vallen. Het doet denken aan een reeks geboortes, telkens opnieuw wurmt een van hen zich tussen de anderen door op de grond.

Halverwege wordt het blauwe zeil uitgespreid over de grond en wordt het een podium voor een waterballet waarin de dansers, schaars gekleed in zwembroek of bikini, onder luide jubelkreten als kinderen glibberen en glijden. Steeds uitbundiger wordt water en vooral zeepsop ingezet om beelden te creëren. Het zijn energieke dansers, die soms heel sensueel bewegen zonder dat het ordinair wordt, de mooie, jonge lijven eerst nat van het zweet en daarna van het water.

De voorstelling eindigt met een feest van schuim en bubbels. Handen vol sop worden omhooggehouden, witte doeken vol schuim worden geduldig van de een naar de ander overgebracht; intussen babbelen de dansers in zacht, zangerig Braziliaans-Portugees, allemaal in hun eigen bubbel. In de slotscène worden de witte doeken als een soort maskers gebruikt waaruit feestelijke slingers worden geblazen; in het blauwe licht ziet het eruit als feeëriek toverschuim. In Lavagem wordt de associatie van schoonmakers als ‘het schuim der aarde’ met veel energie en levenslust weggewassen en omgetoverd tot een witte droomwereld.

Foto: Renato Mangolin