Je moet het maar durven: een schijnbaar totaal gedateerde soft-porno roman van bijna een eeuw oud gebruiken om iets te zeggen over prangende actuele thema’s. En dat zonder dat het een bij de haren erbij gesleept zooitje wordt. Drie jonge theatermakers, aangevuurd door Florian Myjer, het nieuwste lid van collectief De Warme Winkel, durven èn kunnen het. Lady Chatterley’s Lover is een kwetsbare, prikkelende en belangrijke voorstelling over liefde, lust, uitsluiting en inclusie.

De schandaalroman Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence was direct na de illegale eerste druk in 1928 een laaiend succes. Zeker in het preutse Engeland van die tijd, dat worstelde met de erfenis van de Eerste Wereldoorlog en grote klassenongelijkheid. Het is een meeslepend erotisch verhaal over de adellijke dame Constance Chatterley die een stormachtige affaire krijgt met boswachter Oliver Mellors en uiteindelijk zelfs haar gehandicapte man voor hem verlaat. Het feit dat het boek niet bedoeld was als een schandaalroman maar als een ode aan seks en de vrouwelijke seksualiteit, namen Myjer en de zijnen als startpunt voor hun persoonlijke voorstelling.

Hun aanpak is subtiel, bedrieglijk eenvoudig en goed doordacht. ‘Heeft iedereen het boek gelezen?’ Als in een hoorcollege, met een stapel papieren voor zich, begint Myjer met een interessant betoog over de inhoud en geschiedenis van het boek. Hij gaat in zijn bevlogenheid lichtjes over de top, gekleed in zijn knickerbocker met geruite kniekousen (overigens een treffend evenbeeld van mijn leraar Engels). Zijn betoog (mede geschreven door Marieke de Zwaan en begeleid door Ward Weemhof) is doorwrocht en komisch en komt tot de schertsende conclusie: de vrijwel impotente Lawrence penetreerde zijn vrouw op papier.

Dan neemt Lisa Verbelen, tegenover hem gezeten in een wulps gewaad, negligé en hoge hakken, het woord. Ook zij houdt een betoog. Het boek is de perfecte balans tussen het geheim en de ontleding van de daad, stelt zij. En doet vervolgens heel feitelijk en nuchter, aan de hand van talloze voorbeelden, uit de doeken dat zij niet weet hoe het moet, zich niet kan overgeven aan die eentonige volksdans.

Zo meanderen Verbelen en Myjer via vooral (schijnbaar?) persoonlijke anekdotes over hun ervaringen met en inzichten in seksualiteit en relaties, langzaamaan naar datgene waar Connie volgens hen echt symbool voor staat. Myjer treft me hard met zijn aangrijpende verhaal over het schrijnende gebrek aan positieve homoseksuele rolmodellen (‘nooit zag ik me op het witte doek als gewaardeerd, altijd als slachtoffer’) en hoe homo’s zich onder invloed van het christendom al duizenden jaren lang alleen voelen: een minderheid die niet als zodanig wordt erkend. Hij voelt zich even alleen als Connie. Het is een misschien enigszins gechargeerd maar erg aangrijpend betoog.

Dan begint Verbelen: ‘Jij wist tenminste al vroeg dat je homo was, ik heb het pas na zevenentwintig jaar ontdekt. Ik was gewoon vergeten om erover te denken.’ Waarna zij feilloos het probleem van lesbiennes ontleedt: ‘Lesbiennes hebben nooit bestaan. We werden niet gehaat en nooit getolereerd want we waren er niet.’ De geschiedenis is geschreven door mannen en daar komen vrouw-vrouw relaties gewoon niet in voor, omdat vrouwen er geen rol in spelen. Haar vlijmscherpe en ontluisterende conclusie luidt: ‘Jij denkt dat je gehaat wordt omdat je homo bent, maar je wordt gehaat omdat je je laat nemen als een vrouw – omdat je op een vrouw lijkt.’

Hoe de ongemakkelijke stilte die hierop volgt zich vervolgens met magistraal toneelspel toch oplost, laat ik graag aan de verbeelding over. Of beter: ga kijken, doe jezelf een plezier, laat je meevoeren door Lady Chatterley’s Lover.

Lees hier het interview met Florian Myjer over het maken van deze voorstelling in coronatijd. Foto: Sofie Knijff