Een paar jaar geleden verloor theatermaker Daan Bosch zijn vader. Twee weken later vierde hij feest op de trouwerij van zijn broer. Het was wat zijn vader had gewild, de bruiloft moest doorgaan. Bosch ontdekte dat de zorgvuldig geplande, meerdaagse, luxe bruiloft evenveel had gekost als de sobere uitvaart die in korte tijd moest worden geregeld. Zo begon hij een onderzoek naar de manier waarop wij afscheid nemen en hoe het ook anders kan.

Aan Laat me niet alleen ging een uitgebreid onderzoek vooraf. Bij het verlies van zijn vader wist Bosch niet goed hoe hij afscheid moest nemen. Een universeel pijnpunt bij het overlijden van een dierbare is de enorm beperkte tijd die je hebt om te onderzoeken hoe afscheid nemen eigenlijk moet. En in die korte tijd moet dan ook nog eens een uitvaart geregeld worden. Daarom doet Bosch het in Laat me niet alleen nog eens over. Het moest een locatievoorstelling worden tussen de grafstenen, maar door de coronamaatregelen vond de première plaats in een wijktheater in Amsterdam-Noord. Het is een passende locatie, want zoveel als de voorstelling over de dood gaat, minstens zoveel gaat het ook over gemeenschap.

Bosch begon na het overlijden van zijn vader bij de mensen om hem heen rond te vragen hoe zij afscheid namen van hun naasten. Hij stapte steeds verder uit zijn bekende omgeving en ging in gesprek met allerlei zogenoemde ervaringsdeskundigen uit uiteindelijk heel Amsterdam-Noord. Hij sprak met mensen van allerlei verschillende leeftijden en achtergronden. Een deel van deze mensen staat bij Laat me niet alleen op het podium, een ander deel zit in de zaal.

Bosch blikt terug op zijn eigen ervaringen met afscheid, met daarin veel ruimte voor luchtigheid en humor. Daarin wordt hij bijgestaan door muzikant Pascal van Hulst, die een prettige zangstem heeft en uitblinkt op de saxofoon. Samen spelen ze een pijnlijk-komische scène tussen een nabestaande en een botte, zakelijke begrafenisondernemer, die alle persoonlijke verzoeken compleet negeert. De uitvaart moet volgens het boekje: auto, kist, cake.

Vervolgens presenteert Bosch met zijn medespelers allerlei alternatieven voor afscheidsrituelen, afkomstig uit verschillende culturen of zelfverzonnen. Zo biedt het ritueel van deelnemer Lucy-An Markiet de mogelijkheid voor een laatste gesprek met de overledene en zoekt Tansingh Partiman in de as van de gecremeerde naar niet-verbrande botjes, om die nog een waardig zeemansgraf te geven.

Als toeschouwer krijg je weinig beeld van hoe het uitgebreide vooronderzoek er precies uitzag, welke vorm deze gesprekken aannamen. Wel is het duidelijk dat Bosch een hechte gemeenschap heeft gevormd die zijn voorstelling meemaakt. Hun bijdragen op het podium zijn ontzettend oprecht en laten zien dat Bosch een groot onderling vertrouwen heeft gecreëerd in zijn werkproces. Zij zorgen ervoor dat het onderzoek van Bosch niet particulier wordt, geen therapie om zijn eigen verlies te verwerken.

Bosch vraagt ook de toeschouwers naar hun gedachten over afscheid en leven na de dood. Met zo’n gevoelig, persoonlijk onderwerp is het lastig om meteen een open, interactieve sfeer op te bouwen met de zaal. Bosch laat meteen zien dat hij respectvol, rustig en betrouwbaar is naar zijn toeschouwers en tegenspelers. Het werkt goed dat Bosch al een community heeft opgebouwd die zich deels onder de toeschouwers bevindt. Hij zou daar nog meer gebruik van mogen maken om ervoor te zorgen dat ook toeschouwers die hem niet kennen gaan reageren.

Als knallende conclusie regisseert Bosch zijn eigen begrafenis, een eclectisch feest waarin hij allerlei elementen uit zijn gesprekken met de ervaringsdeskundigen meeneemt. Het wordt een groteske aangelegenheid met aarde, wierrook, muziek en hapjes en drankjes voor iedereen. Het is een passend einde waarin alle verschillende ideeën over verlies en rouw bij elkaar komen en je toch vrolijk naar huis gaat. Laat me niet alleen wordt zo een viering van een rijk spectrum aan afscheidsrituelen en daarmee een ode aan de eigenheid van mensen.