Met een woeste zwaai zet de vader zijn nog kleine dochter op de piano en rukt haar het jurkje van het lijf. Het kind, nu in ondergoed, wordt meteen omringd door een horde mannen in zwarte pakken die met geld naar haar wapperen. Het is meer dan ontluisterend. Het is bruut. Hier wordt bewust een grens overschreden. Niks geen romantische La Traviata maar de keiharde werkelijkheid achter de al door Alexandre Dumas fils gecreëerde mythe.

Hetzelfde meisje zien we al tijdens de prelude, als Violetta naar een spiegel wankelt. Daarachter het platteland van haar jeugd, waar zij verstoppertje speelt met een vriendje. Maar al snel duikt ook haar dronken vader op die haar meesleurt. Wanneer de spiegel weer sluit, bevinden we ons in het huis annex de luxe privéclub waar de beroemde courtisane Violetta leeft, maar op cruciale momenten in de opera duikt het kleine meisje weer in het imposante decor van Dieuweke van Reij op.

‘Ik wil nieuwe, grote, mooie, afwisselende, gewaagde onderwerpen, en dan bedoel ik ook echt gewaagd, met nieuwe vormen, etc., etc., die tegelijkertijd geschikt zijn om op muziek gezet te worden’, schreef Verdi in 1853 aan zijn librettist. Dat gewaagde onderwerp vond Verdi in Dumas’ La Dame aux Camélias, de roman over Marguerite Gautier, een ‘gezelschapsdame voor de hogere klasse’.

In die roman en het toneelstuk dat Dumas er snel ook van maakte, verlaat Marguerite haar minnaar Armand, de enige man van wie ze echt hield, op verzoek van Armands vader. Hun relatie zou schande brengen op de keurige familie en het onschuldige zusje van Armand. Marguerite offert zichzelf op en wanneer beide geliefden elkaar aan het eind weer in de armen sluiten, is het te laat en sterft Marguerite: ‘Ik heb geleefd voor de liefde en nu ga ik eraan dood.’ Het is hartverscheurend, het is romantisch en het is ontzettend bezijden de waarheid.

Dumas schreef zijn boek vlak na de dood van Marie Duplessis (geboren als Alphonse Plessis) en had zelf enkele jaren een relatie met haar. Duplessis was een beroemdheid in het Parijs van rond 1845 en vele lezers namen Dumas’ boek voor feitelijk aan. In werkelijkheid was Plessis het kind van een gewelddadige vader die haar al op jonge leeftijd in de prostitutie dreef. Dat ze zich desondanks opwerkte tot de allerhoogste kringen in de Franse hoofdstad is een mirakel, maar ze stierf niet in de armen van haar geliefde, maar alleen, op drieëntwintigjarige leeftijd met louter schulden. Al haar bezittingen werden geveild om schuldeisers tevreden te stellen.

Juist dit verhaal laat regisseur Floris Visser op rauwe wijze zien, tot aan verhuisdozen aan toe in derde akte, als Violetta uit haar huis wordt gegooid en plaats moeten maken voor een nieuwe bewoner. Hier geen romantisch drama met luchtige kanten à la Pretty Woman (het is geen toeval dat in die film Richard Gere Julia Roberts meeneemt naar een uitvoering van La Traviata en zij de hele opera snikkend ondergaat), maar een enscenering die de donkere kanten van de bronnen van Verdi’s opera benadrukt en de romantische mythe ontkracht.

Pijnlijk wordt duidelijk waarom Violetta Alfredo zo gemakkelijk opgeeft, net nu zij in de tweede akte met hem gelukkig is op het Franse platteland – het decor is hier een slimme uitvergroting van het grasveldje achter de spiegel waar we de kinderen in de proloog zagen spelen. Niet omdat zijn vader Germont dat vraagt, of omdat zij in hem een vader ziet die zich wel bekommert om zijn kinderen, maar omdat zij in het onschuldige meisje dat Germont haar toont zichzelf herkent.

Meteen wordt het gruwelijk: rechts komt weer het kleine meisje op, gekleed in de witte bontjas die ook Violetta over haar lingerie draagt. Wat een blauwe lucht was, opent zich en toont Alfredo, liggend op een piano en omringd door drie schaars geklede vrouwen. Langzaam wandelt het meisje hun kant op. Violetta moet wel ingrijpen om haar te redden en stemt toe met Germonts verzoek. Ook in de slotscène duikt het kleine meisje op, ditmaal als doodsengeltje, en lijkt zelfs vredig terug te keren naar haar onschuldige jeugd, maar de ‘terugkeer naar het leven’ blijkt voor Violetta een illusie.

Al deze doorkijkjes naar haar jeugd worden Violetta ingegeven door tuberculose. De ziekte werd verondersteld naast waanbeelden vlagen van euforie en een verhoogd seksueel verlangen op te roepen. De meest gebruikte naam voor de ziekte was niet voor niets ‘consumptie’ – het laat zich raden welke consumptie werd bedoeld. Glinsterende ogen, een blanke huid en rode wangen waren de kenmerken van wat in Italië al snel ‘tipo traviata’ werd genoemd.

In Urška Arlič Gololičič heeft de Nederlandse Reisopera precies het ‘tipo traviata’ gecast, hoewel zij wat stroef op gang kwam. Jesús Garcia is een mooie lyrische tenor als haar tegenspeler en Anthony Michaels-Moore is nog altijd een zeer overtuigende Germont. Ook de overige rollen zijn goed bezet, met een mooie Annina van Daniela Mazzucato.

De jonge dirigent Ilyich Rivas zocht nadrukkelijk niet naar een avondje gezellig walsen in de driekwartsmaat die vrijwel heel La Traviata in de greep houdt, maar plaatste messcherpe accenten met Het Gelders Orkest. Ook het koor Consensus Vocalis, waarbij ook de vrouwen als man waren gekleed, liet andermaal horen van uitzonderlijk niveau te zijn. En uitdagender zal de zigeunerdans door het Scapino Ballet (hier om decortechnische redenen na de tweede pauze) zelden in een opera te zien zijn geweest.

Verdi indachtig is deze productie zeker gewaagd. Oppervlakkig gezien door de vele jarretels en blote borsten. Maar dat is slechts uiterlijk vertoon. Toonde Visser eerder bij de Reisopera een hartverscheurende Orphée et Eurydice, deze La Traviata is vooral een ontnuchterende, ondanks de drank die in hele opera rijkelijk vloeit.

Foto: Marco Borggreve