Spannend kun je het werk van de Zweedse choreograaf Mårten Spångberg niet noemen, vooral de anti-kapitalistische filosofie achter zijn werk is prikkelend. Net als in al zijn voorstellingen worden in La Nature IRL de theatercodes consequent doorbroken. In avondvullende performance boordevol referenties naar (dans)historie en popwereld verweeft en deelt Spångberg zijn standpunten met zijn community.

Een recensie schijven over een werk dat zichzelf bevraagt. Doe het maar eens. La Nature IRL is een voorstelling die geen voorstelling wil zijn, maar dat geldt eigenlijk voor alles wat Mårten Spångberg onder het mom van voorstelling brengt. Het moet vooral geen theater zijn en je moet er vooral niet door worden meegesleept. Dat laatste is geen nieuwe gedachte in theater, niet sinds Brecht en zeker niet sinds het postmodernisme. Je moet het werk van Spångberg, die zich beweegt in een wereld tussen kunst, wetenschap en politiek, niet willen duiden, het is vooral bedoeld als een doorlopend manifestt.

Vorig weekend was La Nature IRL te zien op dag 57 van 100 Days of Veem. Of het nu daadwerkelijk een bewerking was van een werk dat hij eerder buiten opvoerde, zoals mij in het oor werd gefluisterd, betwijfel ik. La Nature IRL werd al eerder opgevoerd binnen vier muren. Proces of voorstelling, het werk van Spångberg is ongeacht zijn onderscheidende titels (Natten, The Internet) een continu ontwikkelproces. Volgens de programmatekst laat hij zich in de Amsterdamse versie inspireren door het werk van Jan Fabre, al haalt hij de bedoeling ook direct onderuit in zijn aankondiging. ‘Hoe, dat is nog de vraag’, zegt hij letterlijk. Afijn, het was een inspiratiebron.

De bijna drie uur durende performance bestaat uit drie delen, net als bij een koninklijke ceremonie worden ze met luide kanonschoten aangekondigd. Tussen die drie delen door zijn lange pauzes ingelast, waarin het publiek – een community van in Amsterdam wonende dansers en choreografen – zich begeeft naar de bar. Dat laatste kan overigens ook gerust tijdens de performance. We zitten op de grond op een bed van dekens die zijn gedrapeerd om de dansvloer. ‘Dansvloer’, dat is misschien het beste woord voor deze performance, die veel heeft van een privaat feestje.

Op een zijwand hangt een doek van fletse regenboogkleuren, dat ik herken uit een eerdere voorstelling. De vloer is bezaaid met takken en vogelgeluiden refereren aan een buitenwereld. In de nok van de zaal hangen een paar silhouetten van parkieten. Is dat een verwijzing naar de live aanwezige dieren in het werk van Fabre dan? Het zou kunnen. Tussen het nest van takken zijn lege zakken chips en bierblikjes te bespeuren. In een filmpje op een zijwand van de zaal passeren reclames van dure merken als Gucci, Campari, Prada en ook de kleding van de dansers is aanvankelijk een spel van merken.

Het eerste deel kenmerkt zich door de merkwaardig geschminkte gezichten van de dansers. Een referentie naar een van de laatste werken van Fabre? In het vierentwintiguursproject Mount Olympus pakte Fabre tenslotte flink uit met bodypaint. De Grieken, Fabre, kunsthistorie, culturele historie, hedendaagse cultuur; kunst of kitsch, het zijn al de lagen waarmee Spångberg graag speelt. Abstracte dansformaties, danspassen uit videoclips, alles is materiaal en de popcultuur is een drijvende motor in het werk, getuigen ook de keuze van zich herhalende muzieknummers als ‘Girl on Fire’ van Alicia Keys of ‘Genie in a bottle’ van Christina Aguilera.

Vijf vrouwelijke dansers en een mannelijke danser keren in verschillende samenstellingen terug tijdens de performance. Hier en daar corrigeert Spångberg zelf een detail, om aan het einde van de voorstelling ook mee op te gaan in de kluwen dansers die zich mengt met de takken en het eetafval. Natuur versus cultuur; inwisselbaarheid en vergankelijkheid; Spångberg stelt waardes ter discussie. Wie toeschouwer is of performer blijkt op dat moment nog niet zo duidelijk, daar een klein deel van de lokale community van kunstenaars zich tussen het publiek heeft geschaard. Maar het is allemaal reuze ongedwongen, er zit geen agressieve opzet in de statements. Daardoor lijkt La Nature IRL nog meer dat interne feestje dat het van zichzelf al is.

Het drama wordt geenszins opgedrongen, integendeel: uit al het hedendaagse en historische drama waarvan we doordrongen zijn wordt veel relativering gehaald in Spångbergs voorstellingen, een weinig enerverende exercitie voor de buitenstaander. Brood (ter plekke geleverde pizza in dit geval) en spelen; Spångberg neemt dat begrip heel letterlijk. Theater als rituele bijeenkomst. Achteloos doet Spångberg het niet, daarvoor zijn de referentiekaders dan weer te gelaagd. ‘Renee’ staat er op een bordje dat uit de kluwen tevoorschijn komt en zo wordt onverwachts de Amsterdamse muse van Fabre (Renee Compraij) gememoreerd.

Foto: Arantxa Boyero