Toen ik vorig jaar de tekst La linea van Michael Bijnens las (in de bundeling theaterteksten De wereld bij mij, uitgeverij Bebuquin), greep die me naar de keel. De woorden, de zinnen stompten in mijn maag. Zo direct, zo rauw kwamen die over. Wat moet dat spetteren als dat op de planken wordt gebracht, dacht ik. Nu was het dan zover. De heftigheid van de tekst wordt ingehouden in de mise-en-scène en het spel.

Vorig jaar won Michael Bijnens (24) op het Theater Aan Zee-festival de ARTES Jongtheaterschrijfprijs voor Iris/O falso profeto/BloedspoorLa linea was zijn afstudeerproject aan het RITS in Brussel. Zijn teksten stralen een directheid uit, schilderen, of beter: etsen heel diep en meedogenloos een wrede realiteit.

Afkomstig uit de Antwerpse marginaliteit (zijn moeder was een prostituée) en gefascineerd door die wereld zoekt Michael Bijnens verder. Hij ging naar Caïro toen de revolte daar ontvlamde, vertoefde in Jeruzalem, leefde in de favela’s van Rio de Janeiro, dompelde zich onder in een evangelische sekte, en trok een paar maanden naar Juárez in Mexico. Op zoek naar verhalen en het echte leven. Daarover schrijft hij dan. Hij wordt bestempeld als ‘een journalist van het lichaam’, ‘een schrijver die de verre werkelijkheid aan zijn botten laat vreten.’

La linea gaat over de innerlijke wereld van de protagonist (de autobiografische Bijnens zelf?) die de verschillen en gelijkenissen met zijn vader wil vinden, die zichzelf wil ontdekken in een ontluisterende extreme werkelijkheid, in de Mexicaanse grensstad Ciudad Juárez. De stad waar jarenlang een oorlog tussen drugskartels en politiediensten heeft gewoed en nog steeds aan de gang is. De zonnestad, de ‘stad van God, maar dan alleen omdat de duivel hier niet durft te komen’ is een spookstad, nog even gevaarlijk en gewelddadig. De Hij-figuur gaat er als een detective op zoek naar de waarheid achter een slachtpartij in een rehabilitatiecentrum. Hij vertelt over zijn zoektocht in die wereld vol geweld, sociale uitbuiting, drugs en seks, misdaad en moord. Hij verhaalt over zijn ontmoetingen en gesprekken met een corrupte politieofficier, met een verslaafde journalist, met Schorpioen, een bendebaas, met een louche barkeeper die gebokst heeft, met Luisa, …

La linea is ook een psychologisch zelfportret van het hoofdpersonage. In een monoloog richt hij zich naar het publiek. Ook als hij dialogeert met de nevenpersonages, reflecteert hij over die mensen, over de situaties waarin ze beiden verkeren. Tibo Vandenborre speelt de Hij, Soetkin Demey neemt alle andere rollen op zich, en verandert van een gehavende ex-bokser in een verleidelijk meisje, van een stoere officier in een lallende journalist. Stereotypes zijn het, cliché gebracht. Zoals ook het Hij-personage. Hij kleedt zich in een regenjas met ceintuur, met om zijn nek een soort Arafat-sjaal. Wijdbeens staat hij daar, en begint zijn verhaal.

De ruimte is een hangar, vol beton, ze hangt vol rook, over het speelvlak en het publiek, en die blijft er het hele stuk lang. Het riekt er naar vochtigheid. Een toog op wieltjes wordt verplaatst en dat geeft de locaties van de ontmoetingen aan, met spots vooral van achteren en van opzij. Dat schept sfeer, dat wel, maar suggereert toch niet voldoende de goorheid en vunzige vuiligheid.

Ook het spel zelf is nogal braaf, klassiek toneelspel binnen de lijntjes. Het is niet de explosieve ontlading die je van de tekst verwacht. De haperingen in de tekstzegging, de woordversprekingen verbreken ook het tekstritme. Je kijkt ernaar, alles blijft netjes op afstand. De rauwheid, de waanzin, de roes en de gekte die uit de tekst schreeuwen, blijven hangen in de rook en de woorden, en zijn niet te zien en te horen op de speelvloer. Michael Bijnens lijkt zich in zijn regie te hebben ingehouden. Misschien is dat maar goed ook, want anders zou het te heftig zijn geweest. Maar toch.

Foto: Sarah Oysterman

Kunstkritiekcollectief De Zendelingen maakte over La linea een aflevering van De Rechtzetting, waarin Michael Bijnens voor de camera reageert op enkele persquotes uit recensies.