Op het off-festival van Avignon is er altijd wel een olijke komedie te zien van Marivaux (1688 – 1763): jonge mensen die om elkaar en zichzelf heen draaien en aan het einde van het stuk vrolijk in elkaars armen vallen. Met een knipoog: zo zijn de mensen nu eenmaal.

In Nederland en België wordt de achttiende-eeuwse Franse schrijver nauwelijks meer gespeeld. Mooi dat de Brusselse Munt een experiment waagt en de Belgische componist Benoît Mernier opdracht geeft een opera te maken van een kort stuk van Marivaux uit 1744, La dispute.

Het beroemde regisseursechtpaar Ursel en Karl-Ernst Herrmann werd gevraagd voor de regie en de decors. Ursel Herrmann zou samen met Brusselaar Joël Lauwers het stuk van Marivaux tot een libretto omwerken, maar ze vonden het er bij nader inzien te mager voor, dus werden er personages, scènes, verhaallijnen en een conclusie bij verzonnen.

Onder het werken was hen opgevallen dat het stuk van Marivaux sterk lijkt op Cosí fan tutte van Mozart en Del Ponte uit 1790: ook hier wordt een experiment uitgehaald op jonge mensen die worden gemanipuleerd door ouderen en in verwarring gebracht over op wie ze nu eigenlijk verliefd zijn. Het is in zekere zin een wreed en onmenselijk experiment al wordt het op een lichte toon gebracht. Daarnaast is er een ouder koppel, dat sterke gelijkenis vertoont met de op elkaar uitgekeken graaf en gravin uit Le nozze di Figaro, ook van Mozart en Del Ponte, uit 1784. Vanzelfsprekend kende Del Ponte (en ook Beaumarchais op wiens stuk Figaro is gebaseerd) het werk van Marivaux van veertig jaar eerder. Marivaux is dus wel degelijk van grote invloed geweest op de geschiedenis van de opera.

Maar om diens ondraaglijke lichtheid te verzwaren moesten Ursel Herrmann en Joël Lauwers er in hun libretto nog twee personages bij verzinnen. Ze kozen voor twee vergoddelijkte zinnebeelden, zoals die ook vaak in barokopera’s optreden: Amor en Cupido. Normaal zou ik geen verschil tussen ze zien, maar Amor is voor hen de trouwe, hoofse, romantische liefde; Cupido de vrije, sensuele, lichtvoetige lust. Die twee twisten over welke liefde superieur is en besluiten een experiment te beginnen met twee oudere, ervaren personen en vier jonge, in elk opzicht maagdelijke mensen.

In de eenvoudig maar prachtig door Karl-Ernst Herrmann vormgegeven operavoorstelling is Amor een hoog in de hemel bivakkerende, quasi achttiende-eeuwse deftige dandy, die een soort poëtische barokmuziek zingt (countertenor Dominique Visse). Cupido is een aardse, brutale punkmeid, die niet zingt maar prozaïsch spreekt (actrice Katelijne Verbeke). Het experiment heeft ook weer twee lagen. De al wat oudere Prins (bariton Stéphane Degout) is zijn Prinses Hermiane (mezzo Stéphanie d’Oustrac) voortdurend ontrouw. Maar aan wie is dat te wijten: aan de man of aan de vrouw?

Om daar achter te komen worden vier jonge mensen (Julie Mathevet, Albane Carrère, Cyrille Dubois en Guillaume Andrieux) die in volkomen afzondering zijn opgevoed onvoorbereid op elkaar losgelaten. Wat eerst een idylle lijkt wordt al snel een verschrikkelijke verwarring, waarin geen van de jonge mensen meer weet van wie hij of zij nu eigenlijk houdt. Experiment mislukt? Of juist geslaagd? Daar geeft de opera geen antwoord op. Wat er van de jonge mensen zal worden, krijgen we niet te zien. De prins en zijn prinses zullen elkaar wel niet meer hervinden. Prinses Hermiane gaat er triomfantelijk in een rode sportauto vandoor.

Aan het slot verlaten Amor en Cupido gearmd de scène: ze zijn tot de conclusie gekomen dat ze niet zonder elkaar kunnen, want in de natuur (de voortplanting?) draait toch ook alles om tegenstellingen: misschien kan Cupido van Amor wat meer wijsheid opsteken en kan Amor van Cupido leren een beetje dwazer te zijn, ‘een klein beetje…’.

Is het Brusselse experiment om van Marivaux een opera te maken geslaagd? Niet helemaal. Benoît Mernier schrijft eclectische, vaak aangename, soms parodistische muziek, die door het Symfonieorkest van de Munt onder dirigent Patrick Davin puntig wordt gespeeld. Mernier lijkt in principe ieder personage zijn eigen toonzetting te willen gunnen. Maar daardoor is zijn muziek ook erg kortademig, er wordt veel gesproken en aan het einde drukken de jonge mensen hun verwarring eerder uit door te dansen dan door te zingen. Interessant experiment, maar jammer genoeg nog geen blijvende toevoeging aan het operarepertoire.

Foto Bernd Uhlig