Het publiek moet verzamelen bij de Visserbrug aan de kant van de Hooge der A, een idyllische kade in de oude Groningse binnenstad. Op de kaderand waakt een vrouw in het zwart over een aantal brandende kaarsen. Als er genoeg volk is, begint ze die uit te delen, waarbij ze de ontvangers indringend aankijkt. ‘Volg mij,’ zegt ze. De groep gehoorzaamt braaf. Onderweg stopt ze af en toe – voor een huis, voor de ingang van de Der Aa-kerk – en zegt dan dingen als: ‘Deze plek lijkt er net zo uit te zien als toen, maar zeker ben ik daar niet van.’

Zie daar het dromerige begin van La clinica, dat zijn Nederlandse première beleeft op het Groningse festival Noorderzon. De voorstelling is gemaakt door Cuerpo Indisciplinado (ongedisciplineerd lichaam), een duo van de twee Chileense danseressen Ébana Garín Coronel – de vrouw in het zwart – en Camila Karl Dumont. Volgens het programmaboekje is La clinica een speurtocht naar de doodsoorzaak van een jong gestorven vrouw, die speelt met ‘alle associaties die we dankzij een niet aflatende stroom politieseries in ons collectief geheugen hebben zitten’. Denk aan CSI, Dexter en Law & order. ‘Het publiek mag mee op zoek op de plaats delict en meekijken met de autopsie.’

De wandeling voedt de indruk van een typisch Latijns-Amerikaanse, ietwat weemoedige theatrale focus op de herinnering aan de dode, op de liefde en het gemis waarmee haar nabestaanden achterblijven. Denk aan het werk van Fernando Rubio of Agostina López, twee andere Noorderzon-makers. Maar zodra we aanzitten op de locus delicti – de kelder van Noorderlicht Fotogalerie, uitgelicht in hard hospitaalwit – is het abrupt gedaan met de weemoed en de dromerigheid.

Gehuld in de witte doktersjassen en plastic poncho’s die Coronel heeft uitgedeeld, kijken we naar een verrijdbaar ziekenhuisbed dat ongemakkelijk dichtbij staat. Op het bed ligt het bewegingloze, naakte lichaam van Dumont onder een laken. ‘Dokter’ Coronel gaat in de weer op een manier die wild heen en weer schiet tussen slapstick, tederheid en horror. Ruw boent ze het lichaam met een natte doek, ze poedert het met talk, gooit en smijt met Dumonts ledematen – kennelijk is het lijk kakelvers en de rigor mortis nog niet ingetreden. Ze stokt als ze iets voelt in de mondholte: met een pincet trekt ze een meterslang blauw lint naar buiten. Later tovert ze een speelgoedsoldaatje tevoorschijn uit Dumonts vagina.

Coronel maakt foto’s, van Dumont en van haar toeschouwers, die ze akelig grijnzend aankijkt: het lachen naar het vogeltje vergaat ons subiet. Ze sjort het lichaam rechtop, verschuift en verlegt het, steeds wilder en hachelijker. Onvermijdelijk belandt ze samen met Dumont op de grond, waar ze zich eerst zo dicht mogelijk tegen haar aanvlijdt. Een gebaar van wanhopig verdriet, dat uitmondt in een hysterische slappe lach – het eerste geluid dat Coronel uitbrengt. Met grote moeite hijst ze het lijk weer op het bed, en zet het vast met bruin tape, om Dumonts enkels en polsen, over haar mond. Dwars over het bed heen, de benen bungelen hulpeloos in de lucht.

Coronel rukt het lichaam weer van het bed af en dumpt het abrupt in de schoot van twee verblufte mannen uit haar publiek. Daar blijft Dumont langdurig levenloos liggen – totdat ze plotseling opstaat en ons zwijgend aankijkt. Dan valt ze weer in de armen van de dokter. Dood, opnieuw? Met een zware hamer slaat Coronel een gipsplaat in de achterwand aan stukken. Ze legt het lijk in de badkuip daarachter en overgiet het met felblauw gekleurd water. Blauwzuur? Door het gat van de kapotte gipsplaat zien we de benen van Dumont uit het bad hangen. Zij blijft daar maar onbeweeglijk liggen, en Coronel heeft de kelder inmiddels verlaten. Het publiek begint te schuiven op zijn stoelen: wat te doen? Een ‘doktersassistent’ in witte jas komt op, knipt de lichten eerst aan en dan weer uit. ‘Volgens mij is het afgelopen,’ fluistert iemand. De eerste toeschouwers staan op en verlaten de ruimte, spoedig gevolgd door de anderen.

Als ik het goed begrijp, is La clinica een commentaar op het geweld van de Pinochet-dictatuur, en de diepe sporen die die periode overal in Chili heeft nagelaten. Van twee jonge danseressen die de dictatuur zelf niet bewust hebben meegemaakt. Misschien komt het door mijn luxueuze opvoeding in Nederlandse vrede en veiligheid, maar bij mij kwam die boodschap niet over. Ik bleef haken aan het totale gebrek aan logica in deze voorstelling. Die wandeling, en daarna dat gesol met een theaterlijk. Dood, opgestaan en opnieuw dood. Gooien en smijten, liefdevol omhelzen, hysterisch lachen. It just made no sense. Camila Karl Dumont acteert de dode zoals alleen een heel goede danser dat kan. Maar Ébana Garín Coronels spel is vlak, haar personage blijft een karikatuur.

Ongemakkelijk is het zeker, wanneer je zo dichtbij de actie zit dat je de lichaamsgeuren van een naakte danseres kunt ruiken. Maar het doel van zulke provocaties bleef duister voor het publiek, dat al tijdens de voorstelling begon te giechelen en te fluisteren. Theatermakers die twee willekeurige mannen minutenlang opzadelen met het blote lijf van een mooie jonge vrouw, moeten hun toeschouwers kunnen laten voelen waarom ze dat doen. Als gebaar van protest, verzoening, verlossing, vergeving. Iets volstaat, ook als het zich niet in woorden laat vangen.

Op onze stoeltjes lag een pen en een papier, met de uitnodiging onze verbetersuggesties op te schrijven. ‘La clinica is voortdurend in ontwikkeling,’ stond er. Ik heb het oningevuld moeten laten.