Een van de grote sensaties van de vorige Documenta in Kassel (2012) was het tweeluik Cabaret Crusades van de Egyptische kunstenaar Wael Shawky. Zelf heb ik zeker een uur doorgebracht tussen de twee wandvullende schermen, waarop de kruistochten vanuit Arabisch perspectief werden nagespeeld door marionetten: antieke 18e-eeuwse Italiaanse marionetten in het eerste deel, half-menselijke, half-dierlijke keramiekpoppen in het tweede.

In het Arabische perspectief kwamen de kruisvaarders er vanzelfsprekend niet al te best vanaf, als plunderende barbaren en intriganten – een interpretatie waar de meeste weldenkende westerlingen ondertussen wel akkoord mee kunnen gaan. Maar vooral was Cabaret Crusades een merkwaardig fascinerend spektakel, een soort filmisch Tapijt van Bayeux, naverteld in een mengeling van zang en recitatief, met decors gemodelleerd naar Arabische miniaturen.

Wat Cabaret Crusades verwarrend maakte, was dat het tegelijk een leerzame geschiedenisles was en een moedwillige versimpeling, met die karikaturale marionetten. (Mijn oude scriptiebegeleider, auteur van boeken over Islamitische filosofie en over seks en politiek in de Islam, noemde het ‘propaganda’.) Vorig jaar toonde het Holland Festival het derde deel in de cyclus, nu met poppen van glas. In dit deel, The Secrets of Karbala, kwamen ook de onderlinge twisten en intriges van de Islamitische vorsten uitgebreid aan bod, waarin Saladin, de heroveraar van Jeruzalem, uiteindelijk als overwinnaar kwam bovendrijven. Het prevalerende beeld bleef dat van de kruistochten als moorddadige klucht, en het derde deel eindigde passend met de plundering van Byzantium door de kruisvaarders in 1204.

Met deze trilogie in het achterhoofd zou je opnieuw een historisch poppenspel verwachten toen werd aangekondigd dat Wael Shawky La Chanson de Roland ging bewerken. Die verwachting kwam niet uit. Ter verheldering: La Chanson de Roland (het Roelandslied) is een elfde-eeuws Oudfrans epos – met latere varianten in o.a. het Middelnederlands – over de veldtocht van Karel de Grote in Spanje, wiens achterhoede in de pas van Roncevaux/Roncesvalles wordt afgeslacht door verraderlijke Saracenen (in werkelijkheid waren het naar alle waarschijnlijkheid Basken). Shawky heeft delen van die tekst in het Klassiek Arabisch laten vertalen en er een soort concertante muziektheatervoorstelling van gemaakt.

De muzikanten die nu op het podium zitten, zijn dezelfde die de soundtrack van Cabaret Crusades hebben geleverd: zogeheten fidjeri-zangers uit Bahrein. Fidjeri is een naar rapsodie neigende vorm van groepszang, blijkbaar ontstaan onder parelduikers in de Golfstaten, met Afrikaanse elementen. Het wordt begeleid door handengeklap en bescheiden percussie: ik zag kleine dubbele trommels, grotere lijsttrommels (dat zijn tamboerijns zonder belletjes) en aardewerken kruiken, aan de bovenkant open, alles met de handen bespeeld. Ik heb weinig verstand van traditionele muziekgenres uit de Golfstaten, of van Arabische muziek in het algemeen, dus ik kan niet beoordelen hoe virtuoos het is, maar tamelijk wervelend is het zeker. De solistenrol wisselt voortdurend en de interactie tussen solist en achtergrondstemmen is tamelijk complex, als je bedenkt dat er ondertussen ook nog een verhaal mee verteld wordt. De mannen – het zijn allemaal mannen – hebben er duidelijk plezier in, staan soms op om een sprong of een dansje te maken, en hebben een niet-geacteerde brede glimlach op het gezicht. (Waar halen ze die energie vandaan, na een dag vasten en een haastige Iftar?)

De omkering van het historische perspectief is in deze voorstelling minder ingrijpend dan in Cabaret Crusades: de tekst blijft die van het oorspronkelijke Roelandslied, alleen dan in het Arabisch. Visueel is er wel iets te beleven: de kostuums zijn stijlvol half-historisch, met kleurige kaftans, en het decor is, net als bij Cabaret Crusades, een op middeleeuwse miniaturen geënt stadsgezicht. Maar een prikkelend meesterwerk zoals Cabaret Crusades dat was, is het niet. Zo laat op de avond (de voorstelling was naar 23:00 verplaatst vanwege de Ramadan) kun je er zelfs bij gaan dommelen. Het is vooral een verfrissende kennismaking met een vertellende zangcultuur, die hier theatraal en triomfantelijk wordt opgevoerd in plaats van als een hompje folklore. Wat dat betreft is La Chanson de Roland minder een tegendraadse geschiedenisles dan een les in tegendraadse etnomusicologie.

Foto: Janto Djassi