La Chana is de artiestennaam van de legendarische flamencodanseres Antonia Santiago Amador. Tijdens de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, de hoogtijdagen van de flamenco, maakte ze furore door een eigen stijl te ontwikkelen.  Met haar enorme succes lag de stap naar Hollywood in het verschiet, totdat haar echtgenoot, tevens haar manager, dat verhinderde en zij op de top van haar kunnen geruisloos van het podium verdween.

De documentaire La Chana van regisseur Lucija Stojevic haalt haar naar het heden en maakte een zowel fascinerend als persoonlijk portret. De jonge Antonia Santiago Amador groeide op in een Roma-familie in Barcelona. Ze luisterde veel naar de radio en begon te dansen vanuit een sterke innerlijke noodzaak. Wat de film interessant maakt is dat La Chana, autodidact, haar kunstenaarschap goed kan verwoorden; eenvoudig en kernachtig. Haar dans is een directe expressie en komt recht uit haar ziel. ‘El compás’, het ritme is daarbij leidend.

Bij haar live improvisaties – repeteren deed ze nauwelijks en een vastgelegde choreografie uitvoeren kan ze naar eigen zeggen niet – zijn het de musici die haar volgen. Door de bijna onnavolgbare ritmes en snelheden die La Chana aangaf met haar handen en voeten, waren er musici die het niet aandurfden met haar te werken.

La Chana, de documentaire, is geen volledige reconstructie en laat slechts een beperkt beeld zien van de leemte die er tussen het plotselinge vertrek van het podium op het hoogtepunt van haar carrière tot haar terugkeer een aantal jaren geleden zit. Er komen maar enkele mensen aan het woord uit haar directe nabijheid, zoals een voormalig collega, haar dochter en huidige man. Maar de indruk die het verzamelde bestaande beeldmateriaal van foto’s, krantenknipsels en tv-opnames geeft is onontkoombaar. Met haar verschijning, razend vlugge voetenwerk en haar niet te vangen blik was La Chana zowel uitzonderlijk begaafd als mysterieus. Ze kon iemand als Salvador Dalí tot haar vaste publiek rekenen en werd door filmregisseur Peter Sellers gevraagd te dansen in The Bobo.

Naast haar uitzonderlijke talent laat de documentaire zien hoe het verloop van haar carrière is verstrengeld met haar ondergeschikte positie als vrouw. ‘Heer en meester’ noemt ze de ex-man, die haar mishandelde, kleineerde en uiteindelijk alles ontnam wat ze had verdiend. Hoeveel invloed dat op haar had blijkt ook uit het feit dat ze het applaus niet echt kon waarderen. Het applaus was juist het signaal van de terugkeer naar de wereld waaraan ze alleen door te dansen tijdelijk kon ontsnappen.

Het contrast tussen de gepassioneerde flamenco-danseres op het podium en de dame op leeftijd – scharrelend in haar tuin of met de voeten omhoog voor de televisie – lijkt groot, maar La Chana heeft ondanks haar kapotte knieën en andere kwalen nog een onwrikbaar geloof in de kracht van flamenco en de behoefte om te dansen. Zittend op een stoel bespeelt ze met gemak een volle zaal. En uit het werken met de jonge generatie – danseressen en musici – blijkt nog eens hoe uniek en complex haar dans is. Niet voor niets werd er recentelijk een groots eerbetoon aan haar gewijd in Spanje.

(Still uit: La Chana)