Wanneer de sneeuw in de woonkamer begint te vallen zijn de oude man en de jongen helemaal tot elkaar gekomen in een spel dat hen beiden meesleept. De werkelijkheid valt weg en daarmee de restanten van het conflict tussen de nukkige man en de vastberaden jongen. Nu is er plaats voor tedere interactie. En tederheid is het gevoel dat beklijft na afloop van Kwijt (8+) door Hetpaarddatvliegt.

Het toneelbeeld oogt wat klein op de speelvloer van de Philipszaal in Eindhoven. Een achterwand met twee deuren en een klok, een koelkast vol heldergele Post-its, een kleine tafel met stoel, en een koffer. De man, gespeeld door veteraan Dries Smits, begint zoekend aan zijn dag. Heen en weer schuifelend tussen koelkast en tafel komt hij steeds die koffer tegen, verplaatst hem, bedenkt zich weer waar hij mee bezig was en begint opnieuw. Een treffend beeld voor de verwarring waar de man mee kampt. Ook de manier waarop hij tegen zichzelf praat, onnadrukkelijk zichzelf dicterend om de boodschappen op te schrijven of zich afvragend waarom de koffer er staat, is raak. ‘Als mijn zwembroek netjes gevouwen bovenop ligt, dan ga ik nog weg. Maar als er zand en schelpen tussen liggen, dan ben ik net terug.’ Smits kijkt soms recht de zaal in en zuigt met grote rust de blikken van de kinderen naar zich toe. En als hij dat doet, lijkt zijn kamer ineens zo klein niet meer. Zijn spel vult de zaal met gemak en slaat de brug naar zijn publiek.

Het beeld krijgt een boost als de jongen het huis betreedt. Als voormalig buurjongetje wil hij zijn skateboard terug, dat ooit door de boze buur is ingepikt, en kletst zich met enige moeite een weg naar binnen. Vlot gespeeld door de dertienjarige Simon van de Vijfeijke heeft de doortastende Sjef aanvankelijk uiteraard geen oog voor de tragiek van de norse, onwillige demente. Dat begint pas wanneer de man op zijn aanwijzingen op weg gaat naar de wc en we hem onzeker en tastend zien dwalen over de grote zwarte leegte van de speelvloer. Die kleine kamer is alles wat de man nog weet te vinden. Als hij terugkomt met een natte broek vraagt Sjef verbaasd: ‘Wie zorgt er eigenlijk voor jou?’

Vanaf dan komt er schwung in de voorstelling. Er blijkt een grote inloopkast achter de dichte deur te zitten, een schatkamer vol lek gestoken ballen, Sjefs skateboard, fotoalbums, winterkleren en goochelspullen die het verhaal voorstuwen en een reeks emotievolle scènes oproepen. Sjef opent een album, een krachtig stuk muziek van Ralph Timmermans klinkt op en de achterwand wordt gevuld met een waaier aan oude foto’s, films en projecties. Met een muts op doet Sjef de oude man denken aan … ‘mijn jongetje, dat kwijt is, verdwenen toen het sneeuwde’. De goochelspullen en een strandstoel brengen grote hilariteit onder de jonge kijkers, en laten Sjef zien dat de man niet altijd afwerend en hulpeloos was maar ooit een vingervlugge meester van de betovering moet zijn geweest. Nog altijd is hij handig genoeg om het de jongen te leren. Zo komen de twee steeds dichter tot elkaar, culminerend in het heerlijke moment op de slee.

Onder dit alles valt op wat een knappe tekst van Marcel Roelfsema dit is, waarin alledaagse taal een grote poëtische zeggingskracht krijgt, de vierde wand met een onnadrukkelijk naturel wordt doorbroken en een aantal rake ‘zelfverzonnen’ woorden in de mond van de oude baas worden gelegd. In de regie van Loek Beckers komen alle elementen samen tot een liefdevol verteld verhaal.

Foto: Annemiek Nienhuis