In Afrika kun je, als je genoeg geld neertelt, op groot wild jagen. Die dieren worden dan eerst voor je in een afgesloten stuk land gelokt, zodat je ze alleen nog maar in het vizier hoeft te krijgen en de trekker overhalen. Dat lijkt me toch een beetje een anti-vorm van jagen. Want een echte jager wil toch een prooi die rent?

Een echte jager als de vicomte de Valmont bijvoorbeeld, die niet geïnteresseerd is in de jonge maagd Cécile die hem op een presenteerblaadje wordt gegeven door marquise de Merteuil. Die in plaats daarvan zijn zinnen zet op de vrome présidente de Tourvel. Valmont en Merteuil en hun seksuele escapades zijn de hoofdfiguren in de beroemde achttiende-eeuwse briefroman Les liasons dangereuses van Pierre Choderlos de Laclos. In 1980 bracht de Duitse toneelauteur Heiner Müller met Kwartet de twee wederom samen, ditmaal geen brieven uitwisselend, maar in een rollenspel hun uitspattingen uitspelend. Zeven avonden lang speelt Dood Paard dit stuk nu in Frascati, ‘even tussendoor’, zoals ze het zelf schrijven op de flyer.

De korte tijd waarin deze voorstelling gemaakt heeft, toont zich enigszins in de sobere opzet van de enscenering. Het draait puur om acteurs Kuno Bakker en Manja Topper die met zichtbaar plezier de verschillende rollen op zich nemen en daarin interessante facetten van Müllers oneindig interpreteerbare tekst belichten. Maar voor ze zich in de stoelendans van rollen storten, stellen de twee acteurs zichzelf voor, leggen uit welke personages ze zullen spelen en welke rollen die personages dan weer spelen. Ook Michiel Weidner wordt voorgesteld, hij begeleidt het verleidingspel op de cello, niet alleen de snaren, maar elke centimeter van het instrument met zijn strijkstok beroerend en bespelend. Een instrument dat overigens wel wat wegheeft van een vrouwenlichaam, zoals de acteurs opmerken alvorens Weidner het (haar) tussen zijn benen klemt.

Waar dat begin een ironische laag in de voorstelling brengt, die de acteurs ook aanvankelijk meenemen in hun spel van Valmont en Merteuil, blikken de zaal inwerpend en een zekere distantie houdend tot de personages, verdwijnt die laag steeds verder naar de achtergrond. Alsof de acteurs zich, samen met Valmont en Merteuil, steeds meer verliezen in het steeds gevaarlijker spel van uitdagen. Een ontwikkeling die wordt benadrukt door het licht dat aanvankelijk fel is en het publiek omvat en naarmate de voorstelling vordert langzaam dimt en zich steeds meer concentreert op de speelvloer.

Waar Les liasons dangereuses nog factoren van buitenaf in het spel tussen Valmont en Merteuil bracht, daar zijn die vetrandjes er bij Müller afgesneden. Wat overblijft is het spel dat Valmont en Merteuil met elkaar spelen. Een spel van twee decadente libertijnen wiens ‘verheven doel is de tijd te doden’, zoals Valmont opmerkt. Zelden werd verovering in de liefde (of eigenlijk de lust) zo direct gekoppeld aan de jacht in het dierenrijk. En daarmee aan destructie, want de jacht kent altijd een slachtoffer. Er is iemand die eet, en iemand die gegeten wordt.

De hele retoriek rond verovering zoals die in de voorstelling gebezigd wordt, impliceert onwil, onwil die moet worden gekeerd in onderwerping. En in de fantasieën die de twee uitspelen is het steeds de vrouw die onderworpen wordt. Maar het rollenspel (en daarmee ook de genderomkeringen) van Müllers tekst voegt daar een dimensie aan toe. Want uiteindelijk zien we vooral hoe Merteuil de drang van Valmont om elke lichaamsopening te veroveren ontleedt en daaronder een soort antithese van penisnijd waarneemt: het besef van de man dat hij niet kan baren, geen leven op aarde kan zetten zoals een vrouw dat kan en hoe dat leidt tot vernietigingsdrang.

In Jonathan Glazers sciencefictionfilm Under the Skin speelt Scarlett Johansson een buitenaards wezen dat, om niet nader gespecificeerde redenen, op aarde op mannen jaagt. Om die mannen te vangen, maakt ze zichzelf tot prooi. Een prooi waar de mannen maar wat graag op jagen en die hen (letterlijk) doet verdrinken in een zwart niets. Daar worden ze leeggezogen en blijft slechts een nutteloos hoopje huid over. Die verbeelding van de ultieme angst (of het tragische lot) van de man zingt ook door in deze enscenering en vooral het sterke slotakkoord van een voorstelling die ons consequent de vraag stelt: wie is hier het opgejaagde wild en wie haalt de trekker over?

Foto: Sanne Peper