‘De doop wast het heidens bijgeloof weg.’ De priester druppelt wijwater over het hoofd van het zwarte Zuid-Afrikaanse meisje Krotoa. Vanaf dan heet ze Eva, deze onderhorige van VOC-koloniaal Jan van Riebeeck en zijn vrouw Maria. Krotoa was een talenwonder, waardoor ze een speciale plek kreeg tussen kolonialen en bevolking. Het Volksoperahuis onderzoekt hoe het meisje onvermijdelijk blijft bungelen tussen twee culturen in de niet helemaal gelukte muziektheatervoorstelling Krotoa: Eva van de Kaap.

Voor op de speelvloer staat een steenmannetje, een stapeltje natuurstenen. Daar bovenop legt Krotoa nieuwe stenen om boete te doen, of om geluk af te dwingen. Ze draagt dan een traditionele jurk en een doek om het hoofd. Met haar zwager Doman spreekt ze Afrikaans en Khoekhoegowab, een Afrikaanse kliktaal. Met de witte mensen, zoals Jan van Riebeeck, spreekt ze Zuid-Afrikaans en Engels. De echte Krotoa sprak bovendien Portugees.

De Krotoa in deze voorstelling is gebaseerd op een historische figuur. Ze leefde van 1643 tot 1674 en was een vooraanstaande Khoikhoi-vrouw. Toen Jan van Riebeeck in 1652 naar Kaap de Goede Hoop kwam, werd het jonge zwarte meisje de bediende van diens vrouw. Ze leerde Nederlands en Portugees en vervulde een diplomatieke functie tussen de Nederlanders en haar eigen volk. In 1664 trouwde ze met de van oorsprong Deense Pieter van Meerhof. Met hem kreeg zij de eerste wettig erkende kleurlingen. Uiteindelijk liep het niet goed met haar af. Haar man liet het leven tijdens een gevecht; Krotoa kwam terecht in de prostitutie, raakte aan de drank en werd opgesloten op Robbeneiland. Om haar nagedachtenis te eren, heeft een groep Zuid-Afrikanen eerder dit jaar geprobeerd het Vliegveld van Kaapstad naar haar te laten vernoemen.

Zo veel informatie heeft de toeschouwer van Krotoa: Eva van de Kaap niet. De geschiedenis wordt gebruikt als een soort inspiratiebron om het ontstaan van koloniale verhoudingen in Zuid-Afrika aan te kaarten. De witte mensen zijn daarin de baas. De oorspronkelijke bevolking heeft geen zin om naar hun pijpen te dansen, maar wil wel handel met hen drijven. Een tolk als het meisje Krotoa moet zich tussen die partijen staande zien te houden.

Het probleem is dat je als toeschouwer wel wilt snappen waar je naar zit te kijken, maar dat het moeilijk te volgen is. In de voorstellingsfolder staat een summiere uitleg. De voorstelling begint met geprojecteerde beelden van demonstranten: voor de goede verstaander is dat de actie waarbij het draaide om de naam voor het vliegveld in Kaapstad. Tijdens de voorstelling worden behalve Nederlands en Engels ook Zuid-Afrikaans en Khoekhoegowab gesproken. Die worden voorzien van een boventiteling. Daarin zijn de lange zinnen in zo veel stukken geknipt dat de fragmentarische vertaling nauwelijks is te volgen. Krotoa wordt een Hok-meisje genoemd. Bovendien is ze een Hottentot en een Khoi. Zo veel benamingen zijn verwarrend.

Het toneelbeeld heeft twee gezichten. Er is een lange, ‘antieke’ houten tafel met in leer gebonden boeken erop, en kandelaars en tinnen kroezen. Maar aan de zijkant staat ook een roestvrijstalen trolley met thermoskannen koffie erop. En er zijn twee toilettafels met lampjes eromheen en rekken met kostuums. We kijken naar een filmset. Kees Scholten speelt de acteur Kees en alle witte mannen in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Bianca Flanders speelt de actrice Bianca en Krotoa/Eva. De acteurs stappen expliciet uit hun historische rol en spelen de acteurs die de rollen spelen. Wat nogal ongemakkelijk is, is dat de acteur Kees dan om de actrice Bianca heen loopt te draaien: alsof de witte man tot op de dag van heden onvermijdelijk lonkt naar de zwarte vrouw met wie hij werkt.

De vraag is echter vooral waartoe die filmset eigenlijk dient, in dit verhaal? Wat schiet de gedramatiseerde Krotoa-geschiedenis ermee op dat hedendaagse acteurs er zogenaamd live op terugkijken? Daarmee is die filmset een overbodige en zelfs storende factor. De tekst is van journalist, filmmaker en toneelschrijver Sylvia Vollenhoven uit Kaapstad. Ze combineert te veel elementen die niet met elkaar vervloeien.

Fraai in deze voorstelling is de muziek die bepalend is voor de Zuid-Afrikaanse sfeer. Volksoperahuis-coryfee Jef Hofmeister speelt voornamelijk trekharmonica. De Zuid-Afrikaanse zanger, songwriter en muzikant Frazer Barry bespeelt een aantal traditionele blaas- en percussie-instrumenten. Hun zang, muziek en ritmes vormen een mooie ondersteuning van de sfeer.

Voor deze voorstelling werkt het Volksoperahuis samen met artiesten van het Artscape Theatre Centre uit Kaapstad. De Zuid-Afrikanen zijn sterker dan de Nederlanders (regie: Basil Appollis). Vooral actrice Bianca Flanders biedt een breed palet aan emoties, switcht makkelijk van taal, beheerst elke spier van haar lichaam en kent geen gêne. Het contrast tussen haar soepele Krotoa en de nogal houterige Kees Scholten is groot. Samen met de muziek draagt Flanders deze onevenwichtige voorstelling.

Foto: Jochem Jurgens