‘Alleen als je kunt vallen, dan kun je vliegen’. Zo klinkt het raadselachtige geheim in de voorstelling Krabat. Meester van de zwarte molen door Ulrike Quade Company en Oorkaan in samenwerking met het Ljubljana Puppet Theatre. Vliegen als een raaf, dat willen de houten, handgemaakte poppen die het theaterspel vormen.

Ulrike Quade ontwierp voor deze nieuwe voorstelling gladde, houten poppen, betrekkelijk klein, opgebouwd uit scharnierende onderdelen. De afzonderlijke poppen bezitten geen eigen expressie; de gezichten zijn fraai getekend, mysterieus ook met grote ogen. De poppenspelers zijn in het donkerblauw gehuld; ze zingen en brengen de fraaie geheimzinnige composities van Leonard Evers, gebracht op slagwerk (xylofoon) en door klarinet. Toch is er een probleem met Krabat. Het is lastig je met de poppen te identificeren, zoals dat in eerdere voorstellingen van Ulrike Quade en tal van andere poppenvoorstellingen wel het geval is. De schaal van de houten poppen is feitelijk te klein in verhouding tot degenen die ze bedienen.

De inspiratiebron voor de uitvoering ligt bij het boek Krabat (1971) door de Duitse kinderboekenschrijver Otfried Preussler. Het verhaal speelt zich oorspronkelijk af in de zeventiende eeuw en gaat terug op oude sagen. De veertienjarige hoofdpersoon Krabat werkt met zijn vrienden in een oude molen, waar een oude Meester heerst. Met de stem van Peter Drost vuurt hij de jongens aan keihard te werken: ze moeten het meel malen, in balen doen, de vloer van de molen schoon houden.

Langzaam komt Krabat erachter dat hij terecht is gekomen op een school voor zwarte kunsten. Die ontdekking zorgt voor spannende scènes. Krabat raakt in de ban van de betovering en droomt ervan te kunnen vliegen, zoals de zwarte raven dat doen die hem met verleidelijke roep meetrekken de lucht in. Krabat wordt omringd door tovenaarsleerlingen en als hij wil vluchten, is dat onmogelijk: de magische krachten van de Meester brengen hem altijd terug naar de molen.

Foto: Floriaan Ganzevoort