Over 240 vellen kalfsleer uit de vijftiende eeuw hebben al heel wat knappe koppen hun hoofd gebroken. Plaatjes op het gebied van biologie, astronomie, geneeskrachtige planten, badende vrouwen en meer lijken toegelicht met teksten, maar wat er staat is nog steeds duister. Zijn de tekens die op letters lijken wel letters? Zelfs de codebrekers uit de Tweede Wereldoorlog kregen er geen vat op. Muziektheatergroep Kassett maakte een voorstelling over het Voynichmanuscript.

Het zou een middeleeuwse instrumentenwerkplaats kunnen zijn, waar Kraak speelt, met zijn houten pijpen en intrigerende wielen met spieën en deuvels. Je kunt de houtkrullen bijna ruiken. Alleen drijven de draaiende raderen strijkstokken van violen aan. En zijn de elektrische gitaren nog moderner.

De groep belooft haar publiek niets minder dan het antwoord op het wereldprobleem. ‘Er wordt gezegd’ dat het boek is geschreven in een volmaakte universele wereldtaal, en dat de woorden leiden tot vrede, rust, begrip en saamhorigheid. Op grond waarvan dat gezegd wordt, weet niemand, omdat niemand het dus kan lezen. Kassett gaat graag mee met de hoop en het wensdenken waartoe het manuscript kennelijk inspireert.

De groep gaat het te lijf met twee sleutels. De eerste is filosofie, meer bepaald de taalfilosofie van Wittgenstein. Die heeft zich nooit met het manuscript beziggehouden, maar wel met taal, en het overdragen van de waarheid daarin. En omdat niemand het manuscript nog heeft beschouwd als een partituur, en dat er in composities vaker geheime boodschappen werden verwerkt, gebruikt Kassett muziek als de tweede sleutel.

De teksten van Wittgenstein die schrijver Frank Siera in zijn tekst opneemt, zijn soms poëzie (‘Stelling één: De wereld is alles wat het geval is’), soms onbegrijpelijk voor een geest niet groter dan de mijne (‘Stelling vijf: De volzin is een waarheidsfunctie van alle elementaire volzinnen. De elementaire volzin is een waarheidsfunctie van zichzelf.’) Het een sluit het ander inderdaad niet uit.

Naast Wittgensteins filosofie sleept Siera, een productieve toneelschrijver van nog geen dertig (hij schreef twaalf stukken in zes jaar) ook diens familie erbij. Drie van zijn broers pleegden zelfmoord, en broer Paul was een eenarmige concertpianist. Daar zijn mooie verhalen over te vertellen (Rudolf ging in een café zitten, vroeg de pianist om het lied ‘Verlassen, verlassen, verlassen bin ich’ en dronk een glas melk met kaliumcyanide) en dat doet Siera ook, maar is dat relevant voor het kraken van het manuscript? De vele elementen waaruit hij zijn tekst opbouwt krijgt hij niet helemaal bij elkaar.

Oukje den Hollander en Michaël Bloos wisselen elkaar af bij de uitleg in het begin. Hun toontje is een beetje stroef, wat expliciet en belerend, maar dat wordt bij meer uitvoeringen vast beter. Den Hollander zingt mooi en componeerde de muziek met Marijn Korff de Gidts en Lucas Kramer, die live spelen. Soms klinken de middeleeuwen door in de muziek. Het is erg te hopen dat de ingenieuze muziekmachinerie nog vaker te zien is dan de zes keer die nog op de speellijst staan.

Maar dat manuscript, wat is dat nou? De ultieme encyclopedie van geheime kennis? De heilige graal? De resten van een uitgestorven taal? De steen der wijzen? Een kathaarse zelfmoordhandleiding? Een boodschap van aliens? De plattegrond van het paradijs? Heeft antiquaar Voynich die zijn naam gaf aan het manuscript het misschien zelf in elkaar gezet? Wie bedacht eigenlijk dat het belangrijk zou zijn? Stel je nou eens voor dat de schrijver van het manuscript gewoon wat zelfbedachte letters en tekens bij elkaar zette, als abstract boek, omdat hij plezier had in het tekenen van letters en het opstellen van quasi-recepten. Of simpelweg als grap: dat wordt lachen, over een eeuw of zes.

Foto: Robert van der Ree