Binnen drie maanden knalde de jonge choreograaf en danser Mohamed Yusuf Boss er twee premières uit, nadat hij in november was onderscheiden met de Groninger Talentprijs van de provincie Groningen en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Zaterdag 14 december was de première van AFAR in de Groningse Nieuwe Kerk. Afgelopen donderdag volgde KÓW in het Grand Theatre. In de praktijk van het Nederlandse theaterbestel behoort zoiets te leiden tot een jubeltoer voor volle zalen langs schouwburgen en festivals.

Maar zo werken Boss en zijn creative producer Jaukje van Wonderen niet. ‘Of we gaan toeren?’, zei Van Wonderen na de voorstelling. ‘Tja. De vraag is of wij dat wel willen.’ Met vrees voor een kille receptie elders in het land heeft dat niets te maken, ook al is er in artistieke zin heus wel wat aan te merken op Boss’ shows.

In AFAR gingen Boss en zijn jonge, diverse ploeg dansers en muzikanten een relatie aan met een zeventiende-eeuws godshuis waarin velen van hen nooit eerder een voet hadden gezet. Ter plekke voegden zij een nieuwe gemeenschap toe aan de veelsoortige groepen voor wie dominee Evert Jan Veldman de Nieuwe Kerk heeft opengesteld, om het huis levend te houden als ontmoetingsplaats in een tijd van teruglopend traditioneel kerkbezoek.

Samenwerking met anderen, nieuwe verbindingen maken tussen mensen, ligt ten grondslag aan alles dat Boss en Van Wonderen ondernemen. Alleen was wel te merken dat zo’n monumentaal oud kerkgebouw geen gemakkelijke speelplek is voor theatermakers. Veel van de driehonderdvijftig toeschouwers kampten met slechte zichtlijnen, en de galmende akoestiek speelde de performers af en toe parten.

KÓW van X_YUSUF_BOSS – het platform rondom Boss – is een onderzoek naar de ruimte tussen mensen. Naar het virtuele gebouw van onze onderlinge contacten, met intimi en met vreemdelingen, en hoe die ieders identiteit vormen en beïnvloeden. Als motto koos Boss een citaat van een van zijn persoonlijke inspiratiebronnen, de Amerikaanse schrijver en activist James Baldwin: ‘You have to decide who you are and force the world to deal with you, not with its idea of you.’

Zoals al Boss’ werk draait ook KÓW deels om performers met wie hij al jaren samenwerkt: danser Shara Maaskant, zanger Shaolin Versachi en componist Bart Bruinsma. De dansers Ada Daniele en Thomas Krikken traden hier voor het eerst op in een show van hem.

De enscenering van KÓW doet denken aan een dance battle. De performers bewegen binnen een vierkante arena op het podium, afgebakend door felle lichtstrips. Alleen Versachi komt niet van zijn plaats rechts vooraan. Hij opent KÓW, zingend en pratend in verschillende talen in een microfoon die hij met beide handen vasthoudt, het hoofd gebogen. Zijn gezicht blijft daardoor verborgen in de schaduw, onder de witte hoed die hij draagt. Zijn houding en lyrics suggereren gereserveerdheid tegenover anderen – zowel uit verlegenheid als uit wantrouwen, uit trots én uit zelftwijfel.

Dan zegt hij: ‘First, I’ll show you my body.’ Dat is het startsein voor de dansers. Pas dan geeft KÓW zijn geheim prijs: my body staat voor ieders lichaam, niet alleen dat van Versachi. De dansers dansen de worsteling van ieder individu in het mijnenveld tussen de ander en de eigen identiteit. Die overgang naar een universele betekenis is een spannend moment in de voorstelling. De choreografie is heel mooi en afwisselend, Bruinsma’s soundscape rockt.

In AFAR danste Boss zelf bewust niet mee. In KÓW doet hij dat wel, en dat is het enige dat schuurt in deze voorstelling. Zijn dansen is dominanter, minder dienstbaar aan het idee achter de voorstelling dan dat van de andere drie. Niet omdat hij hen in de schaduw stelt – Daniele, Maaskant en Krikken krijgen alle ruimte om solo te schitteren – maar omdat hij nu eenmaal de maker en bedenker van deze show is. Om wie draait die nu echt, vroeg ik mij af: om Boss’ personage, of om Versachi’s universele mens-alleen?

Zulke onaf- en oneffenheden horen bij het traject van een jonge maker. Zij maken diens werk niet minder interessant, integendeel eerder: zij doen je uitzien naar hoe dat zich verder ontwikkelt. KÓW is letterlijk met vallen en opstaan ontstaan. De première was aanvankelijk gepland op 16 april 2019. Luttele dagen daarvoor scheurde Maaskant een enkelband. Het duurde bijna een jaar voordat zij voldoende was hersteld. Wel kon zij vóór dat ongeluk nog enkele try-outs dansen. Mensen die daarbij waren – ik niet, helaas – verzekerden mij dat de KÓW van nu veel beter is dan die van toen.

Voor Boss was het ondenkbaar Maaskant te vervangen door een andere danser. Samen uit, samen thuis, en dat strekt zich uit tot zijn publiek. Net als de Nieuwe Kerk bij AFAR zat bij KÓW de benedenzaal van het Grand bomvol. Tegelijk met een voorstelling bouwen Boss en Van Wonderen een leger toeschouwers. Voor iedere show bedenken zij gezamenlijk waar die het beste kan staan, welke mensen die het meeste kan aanspreken, en, omgekeerd: met welke potentiële kaartjeskopers zij zelf het beste kunnen samenwerken om de voorstelling te verrijken en vervolmaken.

Zij verlengen en verdiepen die relatie door, bijvoorbeeld, hun publiek na een voorstelling uit te nodigen geschreven reacties achter te laten, en die dan weer te gebruiken in hun publiciteit en maakproces. Als kijker voel je je bijna co-maker, en in ieder geval lid van een gemeenschap. Waarom zouden ze dat proces, dat hen in een paar jaar tijd zoveel heeft gebracht, uit handen geven aan anonieme schouwburgmarketeers, die geen idee hebben van wat hen drijft en wat zij maken?

‘Het Nederlandse theaterbestel heeft zichzelf uitgeleverd aan de wetten van het kapitalisme’, zegt Van Wonderen. ‘Het kan best zijn dat we gaan toeren. Maar dan wel op onze voorwaarden.’ Om met Baldwin af te sluiten, net als het programmaboekje van KÓW: ‘Not everything that is faced can be changed, but nothing can be changed until it is faced.’

Foto: Knelis