In Koning van de lach doet Martijn Koning zijn titel eer aan: in een losse stand-up-setting presenteert hij een serie sterke grappen. Zijn poging om meer diepgang in de voorstelling aan te brengen, is minder succesvol.

Een ongeschreven regel in het Nederlandse cabaret is dat een voorstelling een rode draad of een onderliggend thema moet hebben. Martijn Koning is daar naar eigen zeggen niet zo goed in: ‘Ik probeer weleens een rode draad in mijn voorstelling te doen, maar dat kan ik helemaal niet’, verklaart hij in zijn persbericht.

Koning is inderdaad op zijn best als hij er maar wat op los associeert, naar het voorbeeld van Engelse en Amerikaanse stand-upcomedians. Koning, al tien jaar verbonden aan Comedytrain, is een echte stand-upper, met een losse, ongepolijste stijl. In het eerste half uur laat Koning zien dat die stijl hem goed past. Hij staat ontspannen op het toneel, maakt graag een praatje met mensen uit de zaal en weet het publiek op die manier snel op zijn gemak te stellen. Koning draait niet alleen zijn vaste programma af, maar laat het ook in interactie met het publiek ontstaan. Als een man op rij één rare antwoorden geeft, reageert Koning ad rem: ‘Jeetje Eindhoven, jullie zijn echt de gekste.’

In het tweede deel van de voorstelling breekt Koning met dit losse, pretentieloze begin en introduceert hij een serieuzer thema. Volgens Koning is het steeds moeilijker om grappen te maken, omdat mensen steeds sneller beledigd zijn. Door dit onderwerp centraal te stellen, conformeert Koning zich toch nog aan het cabaretdogma van een centraal thema. Dat is jammer, want Koning heeft over dit onderwerp niet werkelijk iets relevants te zeggen. De overgevoeligheid en de lange tenen zijn bekende, enigszins uitgekauwde cabaretthema’s, die we ook terugzien bij onder anderen Theo Maassen en André Manuel. In tegenstelling tot laatstgenoemde cabaretiers, die juist doelbewust inzetten op de belediging en de provocatie, verzekert Koning ons niemand te willen beledigen. Dat is te prijzen, maar als Koning vervolgens tóch het een en ander kwijt wil over gevoelige onderwerpen, komt hij al gauw in een spagaat terecht. Koning zwakt zijn (potentieel beledigende) uitspraken over bijvoorbeeld lawaaierige minaretten telkens af. Dit levert geen werkelijk progressief denken op, maar vooral een krampachtig zoeken naar nuance en compromis.

Uiteindelijk redt Koning de voorstelling met zijn energieke performance, zijn sterke publieksinteractie en een aantal goede grappen, zoals een heerlijke klaagzang over tennis. Op die momenten laat Koning zien waar hij het beste in is: pretentieloos en bijzonder grappig cabaret over alledaagse onderwerpen.

Foto: Corné van der Stelt