Boven het toneel hangt een soort gouden kroonluchter van drie gehoornde dierenkoppen met glanzend rode ogen die langzaam ronddraait. Een discobal from hell die zijn dreigende schaduwen over wat komen gaat letterlijk en figuurlijk vooruitwerpt. De jakhalzen liggen op de loer, we gaan kijken naar de theaterversie van het 20 jaar geleden verschenen autobiografische boek van Kluun over de borstkanker van zijn vrouw Carmen en zijn vreemdgaan tijdens haar ziekbed. Eerder was er al de verfilming, nu is er deze voorstelling. Voegt die iets toe aan de eerdere vertellingen? Het antwoord op die vraag is ja.

Stijn en Carmen zijn mooie, succesvolle, stralende dertigers. Ze hebben een dochter, ze hebben een bruisend leven, ze hebben elkaar. Een cowboy die alles durft en een godin, een koningskoppel vanaf hun eerste dynamische ontmoeting. En dan krijgt zij een agressieve vorm van borstkanker en verandert alles. Ze wordt behandeld, ze wordt kaal, kotsmisselijk en doodziek, haar borst moet eraf en uiteindelijk krijgt ze te horen dat het allemaal voor niets was omdat ze niet meer beter zal worden.

Stijn ondergaat dit alles in een rollercoaster van emoties. Aanvankelijk is hij de zelfverzekerde modelechtgenoot die mee gaat naar ieder ziekenhuisbezoek, botte artsen afblaft en bij de les houdt. Hij troost Carmen, scheert haar haar af wanneer het begint uit te vallen en zegt precies de juiste dingen. ‘Je bent prachtig, je bent sexy, je bent een Godin, oké?’ Naarmate zijn vrouw zieker wordt en hij steeds wanhopiger omdat de situatie hem totaal ontglipt, begint hij troost te zoeken in het nachtleven. Hij zuipt, bralt, slinkt pillen, gaat helemaal los en begint uiteindelijk zelfs een serieuze affaire met Roos, tegen wie hij tijdens hun eerste nacht samen exact dezelfde woorden zegt als tegen Carmen: Je bent prachtig, je bent sexy, je bent een godin.

De hoofdpersonages zijn als de draaiende lamp, vier niet te benijden mensen, met elkaar gevangen in hun oneerlijke, onontkoombare rondedans. Xander van Vledder speelt Stijn als een man voor wiens wanhoopsacties we begrip kunnen opbrengen. En dat begrip wordt ook verklankt door de drie krachtige vrouwen om hem heen.

Roos (Teunie de Brouwer) weet ook wel dat de affaire er hoogstwaarschijnlijk niet was geweest wanneer Stijn geen zieke vrouw had gehad. Ze houdt van hem, maar leest hem fel de les wanneer hij dronken en huilend op haar stoep staat. Ze stuurt hem weg en spoort hem aan voor zijn echtgenote te zorgen.

Stijns schoonmoeder (Marie Louise Stheins) verbijt haar eigen verdriet, blijft sterk voor haar dochter en kleindochter, wil hem tegelijkertijd slaan en troosten. Carmen zelf, gespeeld door Maartje van de Wetering, ondergaat het hele pallet aan gebeurtenissen en emoties majestueus. Ze gaat dood, moet afscheid nemen van haar driejarig dochtertje dat nog maar net kan praten, en van de liefde van haar leven.

Tussen de twee lichtblauwe, draaibare loungebanken, die evengoed in een ziekenhuishal als in een chique appartement hadden kunnen staan, ontrolt het drama zich even brandschoon als ijzingwekkend. In de regie van Ignace Cornelissen komt er geen bloed, poep, injectienaald of witte jas aan te pas. De acteurs laten ons de beelden bij het verhaal zelf inkleuren. De scène waarin Stijn het haar van zijn vrouw afscheert is even simpel, effectief als aangrijpend.

De toneeltekst van Koen Caris haalt af en toe uit met een linkse directe. Wanneer de moeder van Carmen haar kleindochter een verhaaltje voorleest. Wanneer Carmen een filmpje voor haar dochter maakt en haar toespreekt voor als zij er zelf straks niet meer is. Of opsomt wat haar dierbaar is en waarvan ze nu afscheid moet nemen: Dag cappuccino, dag amandelcroissant, dag Italië, dag rechtertietje, dag Luna. Hartverscheurend.

Foto: Annemieke van der Togt