Zacht blaast Feike Looyen van NTjong, net buiten beeld, tegen de gedroogde rietpluimpjes die dienst doen als bomen. ‘Hoor de wind waait door de bomen’, begint verteller Remco Melles, en zacht beginnen oma’s, vaders en kinderen her en der in de zaal mee te zingen. En via de camera die Looyen behendig bedient zien we op de halfronde achterwand het kleine huisje in de duinen waar hoofdpersoon Klaas woont, veilig en verscholen voor de gure decemberwind die door die hoge bomen suist. Daar binnen is het warm en liggen een berooide moeder en een dapper, eenzaam kind te slapen. Op het dak sluipt een Piet. De kinderen kunnen haast niet meer blijven zitten.

Op het gevaar af klef te klinken zeg ik het maar vast: met Klaas brengt Noël Fischer een ouderwets warm kinderverhaal. De gekozen vorm is speels en vriendelijk, met net genoeg ondeugende eigenwijsheid. Nostalgisch ook, met de taal uit het boekje van W.G. van de Hulst en de matrozenpakjes van de twee vertellers. En in het weekend waarin de grote boze buitenwereld in alle gewelddadigheid de levens van zoveel mensen zo pijnlijk treft voelt het fijn om zo’n eind-goed-al-goed-verhaal te volgen. Het scherpe contrast tussen wat hier binnen de theaterzaal met zoveel liefde en houtje-touwtje-plezier wordt getoond en gedeeld en wat zich daarbuiten in golven van verdriet en verwarring verspreidt, maakt dat deze kleine voorstelling ons toeroept: koester het spelen. Laat iedereen in godsnaam zo lang mogelijk spelen, werelden bouwen, verhalen vertellen en heel veel liedjes zingen. Onze harten hebben het nodig. En onze kinderen.

Het beeld is dat van een lange speelmiddag binnen, zo’n middag dat het buiten geen lekker speelweer is en zo’n dag waarop je ouders de TV en iPad weer eens proberen uit te bannen. Dat ze tegen je zeggen: ‘Je vermaakt je maar met al dat speelgoed dat je hebt!’ De ronde tafel zet je vol met een schilderachtige verzameling bontgekleurde porseleinen en aardewerken huisjes, een beetje zoals de kersttafereeltjes die dit seizoen weer bij Kruidvat te koop zijn. Een grote lap doorzichtig plastic, opgefrommeld om de golven na te bootsen, is de zee. Er is een vuurtoren, zo eentje die je tijdens een zomers weekend in Domburg per se van je vakantiezakgeld wilde kopen. Er is geel zand en een handvol schelpen, en de favoriete dubbeldekkerbus van je broertje mag ook meedoen. Dit stadje wordt bevolkt door  tientallen verschillende soorten poppetjes; een glimmend geverfd boertje, een boeddha, drie tinnen soldaten en een plastic superheld. Er is een huisje van piepschuim, zelf gemaakt, het raampje is er met potlood op getekend. En er is Klaas, een papier maché babypopje met gebutst gezicht. Je ziet zo dat Klaas het niet altijd gemakkelijk heeft gehad. Iemand heeft gelukkig een muts en een sjaal voor hem gebreid. Zijn vader is vermist op zee en zijn moeder is gewond, dus staart hij triestig in de golven. Voor je het weet is de middag voorbij.

Feike Looyen vindt een mooie balans tussen camerawerk, live animatie en het verzorgen van de stemmen van de personages. Onder haar handen vormt zich vlot, poëtisch en met humor het beeld dat de camera registreert en dat op de halfronde achterwand wordt geprojecteerd, terwijl Remco Melles vertelt, met een warme, duidelijke vertelstem die de wat gedragen taal uit het verhaal veel recht doet. Hier en daar laat hij een klein steekje vallen en dat is jammer, maar het kan aan de middag hebben gelegen. Iedereen was een beetje wankel dit weekend. Behalve misschien de kinderen.

Foto: Bowie Verschuuren