‘Mijn vader is een oude poppenspeler die zijn poppen niet meer wil zien.’ Met deze woorden opent actrice en poppenspeler Ida van Dril de voorstelling King Lear, die ze samen met vooraanstaand poppenspeler Fred Delfgaauw maakt. In eerste instantie lijkt de voorstelling over een dochter en haar oude vader te gaan die in een bejaardenhuis, nee sorry, ‘huis met iets van service’ woont. Het woord ‘bejaardenhuis’ mag tegenwoordig niet meer. Maar geleidelijk meandert de voorstelling naar Shakespeares ultieme tragedie over de ouderdom, King Lear (1606).

Van Dril komt op met een kist waarin de oude vader de poppen bewaart. Twee dochters zijn boosaardig en willen hem wegstoppen in een tehuis, het huis verkopen en veertig jaar theaterverleden bij het grof vuil zetten. Dan neemt Van Dril twee poppen met vrouwengezichten uit de kist en speelt de dochters na; het zijn Regan en Goneril. Zijzelf is Cordelia, de jongste, de dochter die het meest van haar vader houdt, maar haar ‘eerlijkheid’ beschouwt haar vader als ‘verraad’. De koning denkt er goed aan te doen zijn rijk voor zijn dood te verdelen, maar die beslissing keert zich juist op noodlottige wijze tegen hem.

Op de achtergrond staat een eenvoudig lijsttoneel met een doek. Daarop worden dag en nacht geprojecteerd, de stormscène speelt zich af met wapperende toneelgordijnen en bliksemflitsen. Regisseur Aus Greidanus sr., voorheen artistiek leider van De Appel, speelde zelf in 1981 Regan in Koning Lear van De Appel, regie Erik Vos. In deze poëtische, beeldende en betoverende voorstelling zie je de signatuur van destijds terug.

Delfgaauw vertolkt aanvankelijk de bejaarde man in het tehuis die de pyjama van zijn buurman aantrekt en roept om de zuster. Maar geleidelijk komt de poppenspeler in hem tevoorschijn. Daar zit hij op de troon, de speler met zijn Koning Lear-pop. Dan wordt ook duidelijk dat Van Dril de rol van jongste dochter Cordelia vertolkt als ze zonder pop is en met pop de nar. Dat levert ontroerende dialogen op tussen koning en nar, tussen vader en dochter. Het gaat over ouderdom, liefde van kind voor de vader en mededogen.

Je kunt je als toeschouwer de vraag stellen in hoeverre je de oorspronkelijke tragedie moet kennen. Aanvankelijk zijn de verwijzingen los en associatief, maar ondanks de betrekkelijk korte duur krijgen we uiteindelijk het hele koningsdrama te zien, inclusief de blinde Gloucester aan de hoge kust van Dover.

Het spel met de poppen van Van Dril en Delfgaauw is magisch. Met juiste lichtval, muziek en vormgeving (door Kathelijne Monnens) nemen de twee spelers ons mee in een wereld van tragiek en hoop, van ouderdom en jeugd. Delfgaauw laat zien dat alle spel illusie is, maar dat neemt niet weg dat ik al kijkend en luisterend geloofde in de oude Lear en zijn jongste dochter.

Aan het slot, na de beruchte stormscène waarin Lear tot inzicht komt van zijn foute besluit, speelt Delfgaauw zelfs zonder pop op zijn rechtervuist. Indrukwekkend en verrassend. Deze King Lear is werkelijk zeer mooi en ontroerend: het gaat over toneelwerkelijkheid en illusie, over spel en spelen, over poppen waarin je gelooft terwijl je weet dat het poppen zijn. En tot slot krijgt de toeschouwer inzicht in een van de aangrijpendste tragedie van Shakespeare, die over ouderdom en dochterliefde.

Foto: Jaap Reedijk