In Kinderen van Aleppo vertolkt George Tobal drie studenten die zich aansloten bij de Arabische Lente in Syrië. Hoewel het stuk als muziektheater niet weet te overtuigen biedt het een intieme en pijnlijke blik op het ontstaan en falen van een revolutie.

‘Een foto van een dood kind. En iedereen doet mee. Hoe kan een foto zoveel bereiken?’ Iedereen in het publiek moet bij deze woorden denken aan Alan Kurdi, het driejarige Syrische jongetje dat in sepember 2015 in de Middellandse Zee verdronk bij zijn vlucht vanuit zijn geboorteland. Maar de Syrische vluchteling Dilan Sharro (George Tobal) heeft het over Hamza al-Khatib, de dertienjarige jongen die in mei 2011 tijdens een demonstratie door de Syrische veiligheidsdiensten gevangen werd genomen en vervolgens werd vermoord. De foto van zijn gebroken lijf deed de vlam van het protest pas echt ontsteken.

Schrijver en maker George Tobal speelt in zijn tekst veelvuldig met dit soort parallellen. In Kinderen van Aleppo vertolkt hij afwisselend drie studenten die zich onder verschillende omstandigheden en om verschillende beweegredenen aansluiten bij de protesten. De ooggetuigenverslagen geven een intiem beeld van de revolutie: de hoop op verandering, de adrenaline van collectieve actie, het steeds verder escalerende geweld, het uiteindelijke uiteenvallen van de protesten in verschillende etnische en religieuze groeperingen, het uitdoven van ieder optimisme als de oorlog alles verzwelgt.

De keuze voor persoonlijke verhalen zorgt ervoor dat inzicht in de geopolitieke situatie die leidde tot de opstand en de oorlog uitblijft, maar toont des te beter de verwarring en morele vertwijfeling van er middenin zitten.

Jammer genoeg is Kinderen van Aleppo als muziektheater minder geslaagd. De drie muzikanten hebben van de makers geen inhoudelijk verrijkende rol gekregen: ze wisselen af tussen het maken van een-op-een geluidseffecten bij de verhalen van Tobal en het spelen van composities die al even illustratief van aard zijn (up-tempo percussie om de adrenaline van een demonstratie weer te geven, klaagzang als er een gevoelige monoloog wordt uitgesproken). Het idee lijkt te zijn dat de muzikale inbreng de onderdompeling in de verhalen zou moeten versterken, maar op mij had de platte invulling ervan eerder het tegenovergestelde effect.

De voorstelling is eigenlijk op zijn best als Tobal zonder verdere opsmuk de verhalen van zijn personages vertelt. Zijn spel blijft misschien van personage naar personage wat te onveranderlijk, waardoor de voorstelling af en toe dreigt te vervlakken, maar door de kwetsbare zelfrelativering waarmee hij de verhalen brengt weet hij de toeschouwer sterk met Dilan, Yusuf en Houda te verbinden. Door de geknakte levens van zijn personages voorop te stellen herinnert Tobal ons aan de mens achter de demonstrant, die door moet met de brokstukken nadat de rest van de wereld zijn interesse in de revolutie heeft verloren.

Foto: Skylarr Stream