In Kind of Human wordt een jongen aan een AI-versie van zijn overleden zus voorgesteld, in het kader van rouwverwerking. Schrijver Vera Morina en regisseur Abdel Daoudi snijden op rap tempo complexe vragen aan over onze relatie met kunstmatige menselijkheid.

AI is altijd al een dankbaar onderwerp geweest in de speculatieve fictie. In grote lijnen kunnen we twee stromingen onderscheiden: verhalen waarin wordt gewaarschuwd voor de gevaren van AI (The Terminator, The Matrix) en die waarin de menselijkheid van kunstmatige intelligentie wordt onderstreept (Blade Runner, videogames als Detroit: Become Human en de schitterende recente animeserie Pluto).

In de nieuwe theatertruckvoorstelling Kind of Human zoeken schrijver Vera Morina en regisseur Abdel Daoudi een evenwicht tussen de twee insteken. Als Nur, de zus van Rayan (Ziggy Knel), compleet onverwachts overlijdt, wordt hij bij wijze van rouwverwerking gekoppeld aan een androïde (Yara Brand), die zowel het uiterlijk als de persoonlijkheid van Nur kan aannemen.

De medewerker van techbedrijf The Endless Unknown (Lotte Driessen) legt de spelregels uit: Rayan mag slechts een keer per week met ‘Nur’ afspreken, en hij moet zich realiseren dat ‘ze’ slechts een simulatie is. Na enige aanvankelijke scepsis verliest Rayan zich echter volledig in de perfecte illusie van menselijkheid die de androïde hem voorschotelt.

Morina en Daoudi leggen zo een rijke basis voor een hele reeks complexe vragen. Is wat op een beginnend zelfbewustzijn van de robot lijkt dat wel daadwerkelijk, of is het simpelweg een weerspiegeling van de emoties van Rayan zelf? Als een AI door een commercieel bedrijf wordt ontwikkeld om zo goed mogelijk aan de (emotionele, seksuele of romantische) behoeftes van een klant te voldoen, wat betekent dat dan voor de ‘waarachtigheid’ van de uitwisseling die plaatsvindt? Als mensen de kans krijgen om menselijke simulaties als hun persoonlijke slaven te behandelen, werkt dat dan als gezonde uitlaatklep of als gateway drug naar geweld en misbruik tegen echte mensen?

Het knappe is dat de interacties tussen de personages je steeds met dit soort vragen opzadelen, zonder dat Kind of Human als voorstelling te didactisch of cerebraal wordt. Je kan je hoofd schudden om Rayans naïviteit, maar tegelijkertijd voel je met hem mee: op een bijzonder kwetsbaar moment in zijn leven wordt hij aan een technologie overgeleverd waarvan niemand de langetermijneffecten heeft onderzocht (wat in brede zin natuurlijk voor iedere tiener geldt). Knel speelt hem als een open wond, waardoor je hem als volwassene vooral in bescherming wil nemen.

Als de androïde schakelt Brand briljant tussen menselijkheid en voorgeprogrammeerdheid, waardoor je net als Rayan uiteindelijk in het duister tast of ze nu wel of niet ‘zelfbewust’ kan worden genoemd. En Driessen steelt de show als maffe programmeur/servicemedewerker die Rayan de les komt lezen, maar haar technologie zelf toch ook niet helemaal onder controle heeft.

Maar het zijn niet alleen tekst en spel die in Kind of Human aan de sfeer van ontregeling bijdragen. Het scènebeeld van Sarah Nixon combineert een klinische kantoorsetting met een berg verkoolde resten, waardoor de rouw van Rayan in alle scènes frontaal aanwezig blijft. En het geweldige, ruimtelijke geluidsontwerp van Démira en Mick van Broekhoven dompelt je zodanig in de voorstelling onder dat het af en toe eerder als een game dan als een theatervoorstelling aanvoelt. In combinatie met de zang die plotseling door Brand en Driessen wordt ingezet komt het publiek in een eclectische genremix terecht die voelt alsof het zelf door AI bij elkaar is gesmeten.

Wat blijft hangen is niet zozeer de vraag of AI ooit echt zelfbewustzijn zal ontwikkelen, maar hoe verraderlijk het onderliggende menselijke verlangen is om menselijkheid op technologie te projecteren. Tot het explosieve einde wordt Rayan in zijn rouw opgesloten, omdat de AI hem aanmoedigt om zich aan haar vast te klampen, in plaats van de echte Nur los te laten. Het sterke aan Kind of Human is echter dat de reikwijdte van de voorstelling aan iedere kijker wel iets anders biedt om achter te blijven haken.

Foto’s: Juliette de Groot