Het zijn de indringendste vragen van het toneelspel: hoe werkelijk is een toneelpersonage? Hoe maak je een verzonnen karakter reëel en echt? De voorstelling Kill your character door Moeremans&Sons heeft als motto: ‘Een mens op het toneel is altijd meer dan een mens op het toneel.’

Het theatercollectief van regisseur Sarah Moeremans bestaat uit elf spelers van de ArtEZ Toneelschool. Dat is een mooi aantal om een complexe materie als echtheid en fictie op het podium te verwezenlijken. Inspiratiebron vinden Moeremans en het collectief bij het beroemde stuk van Luigi Pirandello Zes personages op zoek naar een auteur (1921). Bij de eerste uitvoering ervan veroorzaakte het in Rome een schandaal, maar sindsdien heeft dit icoon van hedendaags theater zich een vaste plek verworven in het theaterrepertoire.

Moeremans is niet de eerste die het regisseert maar haar bewerking is wel verregaand. Bij aanvang van de voorstelling door ArtEZ is er veel gedoe buiten de toneelbühne om. Een technicus rent heen weer met verlichtingsbuizen. Lampen die eerst hinderlijk fel in de ogen van het publiek schijnen, worden weggedraaid naar de repetitietafel. De dramaturge zit verscholen achter een stapel scripts en aantekenschriften. Het duurt lang, eigenlijk te lang. Het is dan ook een lastig begin, zonder focus, want zonder spelers en zonder verhaallijn. Geleidelijk komen de acteurs het repetitielokaal binnen. De een zeult een vouwfiets de tribune op, de ander loopt vergeefs smekend om aandacht achter een hoofdrolspeler aan. Voor wie ooit een repetitie bijwoonde, is dát precies de sfeer.

Van theaterspel in de traditionele betekenis van het woord is pas na een uur sprake. Voordien gaan hevige discussies heen en weer over de betekenis van de voorstelling. Cruciaal is de scène over een jonge moeder die haar kindje heeft verloren. Hoe speel je dat dode kindje? Als popje, als ballon, alleen als naam, zonder naam, met publieksparticipatie, op locatie? Alle mogelijkheden passeren de revue, met als gevolg een artistieke strijd op leven en dood tussen de acteurs en regisseur. Op koele toon zegt de laatste dat het moet gaan ‘om de diepste beleving van pijn’.

De vier acteurs die een soort van gezin spelen, krijgen een spiegelbeeld in vier acteurs die opeens opkomen. Zij zijn de ‘personages op zoek naar een auteur’, met andere woorden: ze zijn geschapen door een schrijver maar die heeft hen de wereld in gegooid en bekommert zich niet langer om hen. Moeremans weerkaatst nadrukkelijk de vier repeterende toneelpersonages in de vier personages die ongevraagd hun entree maken. Ook in kostuums zijn ze elkaars spiegelbeeld.

Nu pas wint de voorstelling aan kracht en betekenis. Het verlangen naar echtheid van de repeterende spelers staat in fraai, dramatisch contrast tot de werkelijk wanhopige personages. Kunstzinnige argumenten botsen op argumenten die direct uit het leven voortkomen, al is dat leven ook een verzonnen toneelleven. Het is hartverscheurend goed gedaan hoe de vier binnendringende spelers de kwetsbare positie van een fictief personage verbeelden. Een autistisch dochtertje in haar rolstoel vraagt zich af waarom mensen een kaartje kopen om te zien ‘hoe de een de ander afslacht’. Deze vragen zijn volkomen begrijpelijk vanuit hun perspectief: de zoekende personages kennen de klassieke wetten van de dramaturgie niet.

Het probleem met Kill your charachter is niet de intensiteit ervan of de mate van bijzondere en interessante wederwaardigheden over toneel en toneelspel, maar het feit dat de afzonderlijke delen niet in balans zijn. Het eerste deel, dat bestaat uit geharrewar over artistieke keuzes, mist scherpte en focus. Voor de toeschouwer, en zeker de toeschouwer die niet bekend is met Pirandello’s origineel, is het bijna ondoenlijk geboeid te raken door de extreem heftige gemoedsuitbarstingen.

Pas bij de binnendringende, zoekende acteurs en aan het slot krijgt de voorstelling reliëf en ook ontroering. De regisseur die zich aanvankelijk alleen luisterend opstelde, heeft een boeiende slotmonoloog over hoe theater bestaat bij de gratie van geloof van de toeschouwer in verzonnen personages. Dat is ook de paradox van toneel: het fictieve zó werkelijk maken dat het echter is dan de werkelijkheid. Theater moet radicaal zijn, of, zoals de regisseuse enigszins cryptisch formuleert: ‘Radicaliteit is het nieuwe zwart.’

Welk zwart dat is, is aan de toeschouwer. Het is in elk geval de lege, zwarte ruimte die de theaterzaal verbeeldt. En zowel toeschouwer als acteur, zowel regisseur als schrijver, vult die lege ruimte met verbeelding. Want per slot is dat het kenmerk van theater: de geloofwaardigheid van fictie.

Foto: Pepijn Lutgerink